vrijdag 12 augustus 2016

UNESCO cultural heritage site Idrija


Tegenover mij staat een grote notenboom waaronder een bankje. Daarachter een houtstapel, stookhout om de winter door te komen. Daarachter ligt de vallei van Idrija, Slovenië, een van de meest vreedzame uitzichten die ik ooit zag. Als ik naar rechts kijk zie ik één van de vier kerken van het dorp, dat 6300 zielen kent. Die bewuste kerk staat op een heuvel met een kruisgang op een tweede heuvel ertegenover. Nog nét iets hoger, er moet wel geleden worden.

We verblijven op een camperplaats voor één tot drie campers. De eigenaar is medewerker op een administratiekantoor onder aan de berg. Zijn baas hebben we gisteren ook ontmoet.

Even vooraan beginnen. Ik schreef mijn laatste post vanaf camping Miramare, Punta Sabbione, Italië. Tegenover Venetië dus. Alwaar ik gefietst heb. Met mijn gewone fiets – boodschappen ingepland, vervoert wat lastig op Jan. Het was er warm. Maar vooral ook vlak. Godzijdank.
De dag na de vorige post hebben we Venetië ook daadwerkelijk bezocht. De boottocht alleen al was een hoogtepunt, een beetje zoals de rit vanaf het vliegveld JFK naar Manhattan; wanneer zíe je het nou? Zou het zo zijn als je je voorstelt?
Ik vond Venetië prachtig. We hebben een groot deel van de dag gedwaald door steegjes en over pleintjes, die vrijwel uitgestorven waren. Bruggetjes overgestoken (trapje op, trapje af) helemaal niet zover van de loeidrukke toeristenattracties, heel rustig. Het weer was oogverblindend, om een uurtje of twee ’s middags te warm om te bewegen – gelukkig is er genoeg schaduw in de stad en zijn er overal drinkwaterbronnetjes waar de waterflesjes bijgetapt kunnen.
De winkelstraten en de grote publiekstrekkers waren stampvol. Ik neem aan dat de Venetianen net zo’n grafhekel aan toeristen hebben als Amsterdammers, ze zijn in ieder geval net zo lomp en onbeleefd tegen hun boterham als die lui in 020. Je wordt pardoes omgelopen. Zonder enige vorm van excuus rammen kleine bitchy (wel goedgeklede en goedgekapte, Italië immers) heksen zich door de mensenmassa heen, puntige elleboogjes gebruikend om gestage voortgang te bevorderen.
Natuurlijk zijn ook wij in de prijsval gestapt. Klein, wat afgelegen pleintje, pizzeria, krijtbord met alleszins acceptabele prijzen buiten en vriendelijke ober die alleraardigst glimlachend de stoelen aanschuift en de kaart voor je neerlegt? Alvast iets drinken?
Pizza 11 euro, lasagna 12 euro, spaghetti 8 euro, vissoep 16 euro. Telt u even mee? 47 euro. Toch moest ik 91 euro betalen. Drankjes staan niet op de kaart. Biertje drbij: 8,50. Wijntje, 2x frisdrank, enfin, natuurlijk was het brood 2 euro per persoon en bleek de bediening niet inbegrepen (staat echt héél klein onderaan op de kaart). Ach, je leeft maar één keer. Én heel kort, met die prijzen.

Daags erna prutweer – op pad dus. Terug naar Slovenië, daar gingen we eigenlijk naar toe en hebben we nog maar weinig van gezien. Naar een dorp dat Dornberk heet, om te overnachten op een wijngoed. Niks mis mee, veel Nederlanders hooguit. Verse perziken gestolen uit de boomgaard. Piepklein zwembadje – dicht vanwege slecht weer.

Van Dornberk zouden we naar Tolmin gaan. Dat ligt aan de rivier Soça, de smaragdgroene rivier waarvan al die mooie foto’s toeristen zoals wij naar Slovenië lokken. Er is een korte en efficiënte verbinding tussen Dornberk en Tolmin. Ik hoefde alleen maar rechtsaf onderaan de berg. De pas naar Tolmin komt dan vanzelf.
Ik ging dus linksaf, de creatieve route; we rijden er een poos op los en dan zien we wel waar we uit komen. 

Nou ligt er een aardig heuvelmassief in de weg daar, waardoor je langdurig naar het zuidoosten moet vóór je weer de kans krijgt om naar het noorden te rijden. Maar dan écht ver naar het zuidoosten. Zo kwamen we uiteindelijk weer erg dichtbij Ljubljana en de snelweg – mijn vignet is verlopen en ik ben een krent, ik vind één vignet meer dan genoeg. De binnenweg naar Tolmin echter werd door dat gecross alleen maar langer.

We kwamen uiteindelijk in Postojna uit. Daar liggen de grotten van, het zal u niet verbazen, Postojna. Al 150 jaar een attractie van jewelste. Gezien de tijd van de dag aldaar gepicknicked en de grotten bezocht.
Met een treintje – gesorteerd op taal; tot mijn verbazing was de wachttijd voor het Duitstalige treintje behoorlijk wat korter dan die voor het Engelstalige treintje – wordt het aanzienlijke gezelschap de berg in getakeld. Het is een fikse attractie, ik denk dat op een drukke dag als gisteren er misschien wel vijf- tot zevenduizend mensen door de gaten in de grond gejaagd worden.


Het treintje jakkert met een stevig vaartje omhoog door 2 kilometer gangenstelsel vóórdat de eigenlijke bezichtiging begint. Die twee kilometer geven een klein voorproefje, het is mooi maar spaarzaam verlicht en het stikt er van de stalactieten en stalagmieten. Weinig kan je voorbereiden op de hoogste ruimte, waarin de drie niveaus van het grottenstelsel in lagen zichtbaar wordt. Het lijkt op een surrealistische scéne uit de Ban van de Ring; elk moment verwacht je Orks of erger, het is enorm hoog en groot. Hetzelfde effect als me opgevallen is bij de Grand Canyon kon je hier ook weer merken; een heel grote groep mensen wordt erg stil en gaat zonder enige reden fluisteren, onder de indruk van de monumentale omvang van wat ze waarnemen. Fotograferen is een nachtmerrie; niet alleen het beroerde (gebrek aan) licht speelt daarbij een rol, sommige indrukken zijn te groot voor de foto.

Okee, half vijf in de middag en beduidend verder van onze bestemming vandaan dan toen we vertrokken. Was er geen camperplek in Idrija, die goed aangeschreven stond? Jawel, die is er. En Idrija is vlakbij. En een monumentaal dorp, dus ach, dan maar naar Idrija.
Daar aangekomen waren aantekeningen, navigatiesysteem en de campercontact-app het buitengewoon oneens. Dat leidde tot wat verhitte gesprekken in de camper en enkele – al zeg ik het zelf – memorabele stuurmansprestaties met keren op volstrekt onmogelijke plaatsen en zo.

Vastlopend in opnieuw een verkeerd straatje toonde Slovenië zich van zijn beste kant. Er kwam een arbeider thuis van zijn werk – hij had een vieze overall aan dus ik maak daar een arbeider van. Tot mijn niet geringe verbazing sprak hij heel behoorlijk Engels. Ik vroeg hem om een kampeegelegenheid – die was er volgens hem niet. Toen ik hem echter de ipad met de informatie van Campercontact gaf, sloeg hij onmiddellijk aan het telefoneren. Want Veri, díe kende hij wel; iedereen kent Verí. Met wat instructies over een plek om te keren – opnieuw een heldenprestatie, al zeg ik het zelf – wachtte hij me op om me voor te gaan in zijn Tamagotchi (zijn woorden), een Hyundai van nogal wat jaartjes oud. Luid toeterend reed hij voor me uit.

Plots stoppend, om een niet nader aangekondigd iemand in te laten stappen – die bleek de weg te weten – en meteen weer verder, opnieuw het hele dorp door, de helling op die ik eerder al eens beklommen had op. Op de rotonde – nou ja, een klein pleintje ingeklemd tussen de huizen – waar ik eerder een andere straat in was gereden stond inmiddels de volgende auto klaar. Het raam stond open; een kalende man zat hartstochtelijk met zijn arm te zwaaien en te roepen. Follow me! Inderhaast gedag zwaaiend naar onze arbeider en zijn vriend, die ons blijkbaar overdroeg aan de kale man, volgde ik het grijze Peugeootje van cette kale man. Een belachelijk smal en steil weggetje, een paar nare bochten: en dáár stond dan Verí. We werden meteen onder het afdak van de schuur gemanoeuvreerd. Er kwamen zelfgebakken koekjes en zelfgemaakte wijnlikeur. Levensgevaarlijk spul; volstrekt geen alcoholsmaak of -geur.

We werden uitgenodigd voor het dorpsfeestje van de avond; een concert van vier alleraardigste jongedames die afwisselend Sloveense – volstrekt onverstaanbaar – en jaren-70 ABBA en aanverwante liedjes ten gehore brachten. Het was koud, de sfeer hooguit lauw maar de grote grijns van Verí was het waard. Naderhand nog een drankje gedaan in een koffiehuis / café. Rum-Cola voor Verí, grote bel witte wijn voor de vrouw, halve liter prima bier voor ondergetekende en twee glazen gesmolten chocolade (heus, moest met een lepel gegeten die Hot Coco). En dan wisselgeld terug krijgen van 10 euro.
Verí is een pre-pensionado. Over een half jaar is hij gepensioneerd, net als zijn vrouw – zij is al vijf jaar met pensioen. Beide zijn 59 jaar. Hun kinderen zijn volwassen; ze wonen in Ljubljana en Triëste. Onlangs heeft zijn dochter een zoon gekregen. Opa zijn bevlt Verí uitstekend.
Zijn “camperplaats” (er kunnen hooguit, met veel gedoe want stoepje, drie campers heel krap naast elkaar staan) heeft geen voorzieningen, buiten stroom. De wifi en badkamerfaciliteiten zijn ín zijn huis, ter beschikking op aanvraag. De omgeving en zijn hartelijkheid echter maken dat hij een 9,4 gemiddeld scoort op Campercontact en dat vrijwel iedereen, die net als wij voor maar één nacht komt, er minstens twee blijft – net als wij.
Verí is de (volgens mij zelfbenoemde) gids van het stadje. Hij is er niet geboren maar woont er al 35 jaar. Hij gaat straks met ons wandelen door het dorp – of fietsen, dat is me nog niet helemaal duidelijk. Hij wil na zijn pensioen zijn hobby maken van voorbijtrekkende campers, met wat meer plek en faciliteiten dan nu. Er wordt, kort gezegd, op ons geoefend.


En zijn baas? Dat was de kalende richtingaanwijzer in de grijze Peugeot. 

En nu heb ik nog geeneens verteld over de 52-jarige Peter, die-hard Beatlesfan uit Liverpool, die met zijn ouwe dikke Mercedes en joekel van caravan op verzoek van zijn 27-jarige (tweede...) vrouw met een bloedvaart door Frankrijk is geraced. Met een kruisje aan de binnenspiegel. Zodat ze niet door terroristen gedood zouden worden. Met hun dochtertje Eleanor (ja, van Rigby). De groeten.

maandag 8 augustus 2016

Kroatië naar Italië

Zoals te doen gebruikelijk heeft Polly zo halverwege de vakantie wat nieuwe verrassingen in petto voor ons. Deze keer -na de vlucht uit de file - zette ik de camper in zijn achteruit om de gekozen kampeerplaats majestueus te bezetten. Om vervolgens de versnellingspook in mijn handen te hebben - met de camper in de achteruitversnelling.  Ik heb vast buitengewoon stom gekeken. 

Geen paniek, het ding goedgezet en de schade geïnventariseerd. Dat viel nogal mee, schrijf ik met enige bijgelovige schrik in de benen - we zijn immers nog maar 1500 kilometer van huis. Er zit een soort van mechaniekje in de pook zodat je 'm niet met 120 in de achteruit kan zetten, dat was het belangrijkste manco. Na het verwijderen van dit obsolete stuk kunststof was er voldoende ruimte om de pook weer op zijn plek te tikken. Vervolgens gefixeerd - met DUCT-tape natuurlijk. Het motto van Duct-tape kent u?

If you can't fix it with duct-tape, you didn't use enough duct-tape. 



Dus. Gefikst. Ik ga er ook gewoon mee naar Nederland terugrijden ook. Aanvankelijk af en toe een beetje tandjes poetsen bij het terugschakelen naar de tweede versnelling - maar dat heb ik onder de knie ondertussen. 

In twee etappes naar Punto Sabbioni gereden. Dit is het uiterste puntje van Lido de Jesoli, het schiereiland dat de baai van Venetië grotendeels van de Middellandse Zee scheidt. Van het eiland Krk af rijden was een bijzondere expeditie; er stak, terwijl het prachtig weer was, een noordwestelijke wind op die het rijden over de hoge brug tussen vasteland en eiland een waagstukje maakte. Zó zelfs, dat de caravans die vanaf het vasteland naar Krk wilden, de brug niet op mochten - met een ellenlange file tot gevolg. 
We hebben overnacht in Grado, Italië. Niet nadat ik echter, voor het eerst in mijn leven, een levensechte en best flinke tartufo heb gekocht in de heuvels in Kroatië, net vóór de grens met Slovenië. Er waren een paar kraampjes waar olio olivio, tartufo en aglio verkocht werd. 

Ik stopte bij een mannetje van een jaar of 75, pretoogjes en een grote brede glimlach - waarin wel een paar tanden ontbraken. De man die vóór mij aan de beurt was, stond te dralen en dus richtte de bejaarde venter zijn aandacht op mij. In zijn kraam vooral veel olijfolie, in blik en fles, met strikjes en doekjes eromheen, gearomatiseerd met stukjes zwart spul die al dan niet tartufo, truffel dus, waren. Hij begon een weids armgebaar te maken om de uitgestalde waar aan te prijzen maar zijn motoriek stokte toen hij mij in de ogen keek. Abrupt trok hij zijn arm in, draaide zijn rug naar mij toe en bukte naar een klein koelkastje, slechts één woord mompelend: Fresco.

Een oud boterhammentrommeltje met een versleten Star Wars-afbeelding kwam tevoorschijn
Inmiddels zijn ogen strak gericht op de mijne, werd het trommeltje voorzichtig - met een lichte trilling in de handen - geopend en voor mij gehouden. Een vijftal diepgekoelde zwarte truffels in maten van dikke knikker tot golfbal werd mij aangeboden. Ik moest de door mij gewenste truffel zelf pakken (golfbal - wat denk je nou zelf?), op de weegschaal leggen en in een zakje doen - mijn vingers ruiken nu nóg naar truffel. Vandaar. Dertien euro voor een stuk schimmel. Koopje. 
De supermarkt in Italië, die tot mijn verrassing open was op Zondag - in Italië is men nog steeds nogal van de Katholieke - leverde een fraai stuk Côte Du Boeuf op en goede parmezaanse kaas. Des avonds dus witte saus met roomboter, prei, parmezaanse kaas en verse truffel op brede lintpasta met erbij een stuk boeuf. Er kwamen diverse Italianen klagen dat het eten te goed rook en of ik daar mee op wilde houden. 

Camping Miramare nu. Zowaar een echte camping, pas de tweede deze reis. Aan zee. Sort of. Gratis bus naar ferry en strand. Met hagelnieuw zwembad, reeds beproefd en goedgekeurd door de dames. Mooi plekje onder de bomen. WIFI én satelliet-ontvangst, ondanks de bomen. 800 meter hiervandaan vaart de ferry naar Venezia. Moesten we morgen maar eens gaan kijken. Dan ook vast weer wat foto's.


zaterdag 6 augustus 2016

Intermezzo: Over Fietsen

 Fietsen op een racefiets. Ik heb besloten dat ik dat wil doen. 49 Jaar en 9 maanden; de BMI van een ervaren  bierdrinker en de conditie die daarbij hoort. Ik doe gemiddeld 150 kilometer per dag - in mijn Fiat Punto. Op een dun snel fietsje springen is dan ook een niet direct aanbevelenswaardige activiteit. Menigeen kiept, bezweken aan terminale zelfoverschatting, rechtstreeks de Coronary Care op - als hij mazzel heeft. Nochtans heb ik mezelf onlangs getrakteerd op een penopauzaal cadeau (ik word tenslotte 50 dit jaar) in de vorm van een (tweedehands, ik blijf een krent) Jan Janssen racefiets. Ik heb die fiets vervolgens met de nodige voorzichtigheid op onze camper geknoopt. Voor degenen die er al bij waren in Wiesbaden: u weet dat ik er lol aan heb, aan die fiets.

Fietsen op een racefiets bij 33 graden in de schaduw, dat geeft al een wat andere dimensie. Toch doet de rijwind een mens opfleuren; het lijkt minder warm, zo om een uurtje of twee in de middag, bergaf, op Krk, Kroatië, op wat waarschijnlijk de heetste dag van het jaar was. 

Bergóp fietsen op een racefiets, terwijl het 33 graden is, als ongeoefende halvegare, voegt dan weer een extra smaakje toe aan de tocht van de dag. Er komen onwaarschijnlijke hoeveelheden vocht uit je lijf sijpelen, die godsonmogelijk bij te drinken zijn. De bidon met water blijkt best smerig oud en lauw water te bevatten. Beetje spoelen, beetje spuwen, beetje semiprofessioneel over het hoofd sprayen. Lauw, daar kom ik zo nog op terug.
Onvoorbereid de weg op gaan - een vage "ongeveer" route in je hoofd, zonder afstanden te hebben bekeken en volstrekt onervaren met de genoemde omstandigheden - nu begint het op lijden te lijken. Dat was het ook. Ik heb veel geleerd over fietsen. Alle leermomenten op een rijtje. 

1. Bergaf fietsen is heerlijk maar véél lekkerder wanneer je zelf eerst de berg op gefietst bent, het is een taartje dat je hebt verdiend. Je zou bijna zeggen dat het dan allemaal de moeite waard was - maar dat is eigenlijk helemaal niet waar.
2. Lauw water voorkomt dat je je maag vol-plenst met steenkoude troep, waar je buikpijn van krijgt en misselijk van wordt; mijn beginnersfoutje (oud water in bidon) bleek een zegen in vermomming.
3. Als je op een langgerekt eiland een afdaling van enkele kilometers maakt is er geen, ik herhaal géén, bochtige omweg waarin de zojuist afgezoefde berg terug óp fietsen reuze meevalt.
4. Als je dan, tóch op zoek naar  zo'n afkort-weggetje, terechtkomt op karrensporen - met 23 mm "brede" racebandjes, in de brandende zon, tussen stof en lage olijfbomen en kilometers van alles vandaan, kun je niet ophouden met aan lekke banden te denken. Allerlei kuiltjes vol nare spitse steentjes, bergafbochtjes en brede diepe voren in de weg roepen je luidkeels toe: "Waar is je facking mountainbike, SUKKEL?"
5. U moet niet meer boos worden op eenzame racefietsers die op de weg in plaats van op het fietspad rijden. Ze zijn moe. Ze hebben het warm. Ze zweten zich halfdood. Alles doet pijn. En ze hebben dat hele fietspad niet gezien. Écht niet. En toeteren helpt pas na een auto of vijf, zes.
6. 50 kilometer op een pracht van een fietspad, parallel aan een rivier in Duitsland, begin juli, met een graadje of 22, is NIET verder dan 23 kilometer op Krk in de brandende zon.
7. Het dragen van reguliere sportschoenen in plaats van professionele click-on shoes (of hoe ze heten) is, voor beginners zoals moi, een voortreffelijk idee. Na een episode van onverbiddelijk ik-zal-het-halen-tanden-op-elkaar bergop dóórfietsen blijkt de volgende heuvel een brug te ver en is lopen ineens een veel betere optie. En naarmate je meer ploetert, loop je meer, blijkt. En dat gaat weer een stuk beter op gewone sportschoenen.
8. Langzaam verdwijnen je gedachtes. Je benen - en diverse andere regionen - doen steeds meer pijn. Elke nieuwe heuvel beneemt je de adem - die je eigenlijk nog niet terug had gevonden na de vorige. De hitte kookt je hersenen onder de verantwoorde wielrenhelm - je mocht eens aangereden worden (dat klinkt, na een poosje, best aanlokkelijk soms - koele ambulances en zo). Met het verdwijnen van je gedachtes blijft er maar weinig over. Hol, leeg, zwart gat in het hoofd dat alle ingewikkeldigheid van het leven vervangt. 

Kortom, fietsen is voor masochisten. Desondanks heb ik er nog steeds lol in. Wat dus wel zal betekenen dat ik een masochist ben. Morgen fiets ik naar de brug die Krk met het vasteland verbindt. 

Morgen verlaten we Krk (het eiland) dus. Dat wilden we vandaag al doen. Het kenmerk van vakantie is wat mij betreft toch vooral dat je niet meer precies weet waar je wanneer bent. Ik was even vergeten dat op zaterdag de huisjes / tenten / appartmensci hier van eigenaar verwisselen dus we stonden in een onafzienbare file voor de tolbrug om Krk te verlaten. Want ik was vergeten dat het zaterdag is. Dan maar niet. We zijn dus nog steeds op Krk. Na 20 kilometer de handrem weer aangetrokken (en de versnellingspook gebroken maar daarover later meer). De zonindezeezakfoto's zijn vanavond gemaakt hier; ik vind alles best. Doei. Tot snel.













woensdag 3 augustus 2016

Otok Krk - De weg naar het eiland Krk

Krk, in Kroatië, ligt er lekker bij. Zowel het eiland als de stad. Op mijn telefoon stond "33 graden, overwegend zonnig". Als dit "overwegend" zonnig is, dan wil ik "volop zon" maar niet meemaken. We hebben er nu in zes dagen zo'n twaalfhonderd kilometer op zitten en alleen de eerste dag hebben we echt een flinke ruk gereden - de eerder genoemde 640 kilometer naar Der Freistaat. 

Berchtesgaden was na twee dagen wel welletjes. We zijn er op zondag weer vertrokken, eigenlijk in de veronderstelling dat we daarmee de verkeersdrukte subliem ontlopen hadden. Dat klopte ook wel, het was druk maar het reed. We hoefden niet door de Karawankentunnel - die het grootste deel van het weekend geblokkeerd is vanwege het staatsbezoek van Vladimir Poetin aan Slovenië (fuck zie littel peepol, zey can vait). De wachttijd is opgelopen tot 5 uur - om dan met je caravan achter je Fiesta 1,0 over de pas te moeten.
De file voor de tunnel, die er eigenlijk de hele zomer staat, strekte echter ook deze zondag nog zó ver naar achteren dat we er toch in stonden. Terwijl we er af moesten. Nou heb ik een pesthekel aan dat volk dat dan over de vluchtstrook naar zijn afrit doortuft maar ik vond het dees keer zeer legitiem om dat te doen; het was immers niet mijn file. Ik wou hem graag één camper korter maken door er uit te gaan. Ik was dan ook van mening dat voor één keer ik best gebruik mocht maken van die vluchtstrook; het is dan immers een nobele daad ten opzichte van de arme kloten die wél door die tunnel moeten.
Alleen was er geen vluchtstrook. Geen meter, niks. Dát vind ik nou oneerlijk. Verplicht in andermans file. 

Net voor de grens met Slovenië ligt Ferlach, aan de voet van de Loibli Pas. De camperplaats ligt aan een kraakhelder riviertje met steenkoud water, kost 4 euro per etmaal en stroom is 1 euro per 8 uur. Het was dan ook best druk op het eind van de dag.

Dat is dan ook het enige van belang dat er te melden valt over Ferlach. De pizzeria, de shoarmatent en het Chinees restaurant zijn alle drie failliet. Echt waar, ga maar kijken. Het centrum, dat die naam niet echt verdient, ligt zieltogend te wachten op het genadeschot. Wij liepen er op zondagmiddag - in het hoogseizoen - rond etenstijd. Er was he-le-maal niemand. O nee - er zat een stelletje wat te zoenen op het enige terras dat open was. Uit de speakers klonk een Duitstalig lied uit de krochten van de schlager-hel. Hun bier was verschaald, dood net als de rest van het dorp. En toen begon het nog te regenen ook. 

Die Loibli Pas, die zou ik onthouden, mocht je ooit nog naar Slovenië rijden. Het is natuurlijk een omweg, zowel in kilometers als in tijd. Anderzijds rijdt er niemand en kost het niks, twee dingen die je van de Karawanken niet kunt beweren. Het is een mooie pas, niet ál te moeilijk te rijden - wel wat steile haarspeldbochten maar ik heb er meer gezien dan op deze pas. Ik kan tegenwoordig aardig uit de voeten met Polly. Zonder dingen te raken en zo.

Voordat we Slovenië binnentrokken hebben we het natuurgebied met de onuitspreekbare naam Tscheppasschlucht met een bezoek vereerd. Het is een natuurlijke kloof die met trapjes en trappen, bruggetjes en touwladders in diverse graden van moeilijkheid (en steilheid) te bezichtigen is. Prachtig. De hond, wat mankepotend door al te enthousiast gedol in het voornoemde riviertje in Ferlach, is achtergebleven in de camper - hij wordt nou toch echt te oud voor dit soort escapades.

Slovenië. Bled, om precies te zijn. De aangekondigde camperplaats bleek een buitengewoon slecht onderhouden parkeerplaats met een onwaarschijnlijk smerig toiletgebouwtje. Goede kant: lag naast het politiebureau. Daarnaast stond het er vol met touringcars; dat is altijd een goed teken. Die chauffeurs stellen beroving van hun dikke beurzen vol cash weinig op prijs en hebben ook liever geen beroofde / verkrachte / beide dagjesbejaarden in hun bus, dat maakt de terugweg zo ongezellig. 
De campers - 's avonds nam het aantal in korte tijd flink toe - ze stonden opgesteld in een cirkel, zoals je wel eens ziet in oude westerns. Er is dan meteen een stevige eerste lijn van defensie als de indianen aanvallen.

Bled is een archetype pittoresk stadje met kasteel op berg (gaaaap) en een meer met eiland met kasteel erop (beetje minder, maar toch: gaaap). Er was een festival aan de gang deze week, met eettentjes, lokaal geknutselde toeristentroepjes in kleurrijke kraampjes en een nogal overdone podium waar dagelijks een live-optreden van lokaal bekende artisten. Dagelijks, behalve op maandag. Het was maandag. Ook geen indianen gezien, trouwens.

Dinsdag. Verkast naar een - volkomen terecht hoog aangeschreven - camperplaats op een boerderij op een kilometer of acht van de hoofdstad. Schoon, gezellig, aardige ontvangst en om 11 uur 's ochtends het laatste vrije plaatsje voor ons. Bus naar de stad stond te wachten voor de poort. Wat wil je nog meer? Let it be Quite Fucking Cheap! En dat was 'ie ook nog.


Ljubljana. Hoofdstad van Slovenië. Om de een of andere duistere reden ook wel Laibach geheten. Ljubljana is een prachtige stad, helaas verpest door grote hoeveelheden graffiti van het lelijke soort. De straten en boulevards zijn opmerkelijk breed en licht, het riviertje dat er door heen stroomt is bedwongen met kades vol terrassen  en de compacte binnenstad staat vol fraaie oude gebouwen, vaak slecht onderhouden en - erger - geflankeerd door een afzichtelijke kantoortoren. Kasteel op berg: Check. 

In de bus op weg terug hebben we kennis gemaakt met Dave Stewart. Nee niet die van de Eurythmics; deze was uit Australië. Samen met zijn vrouw Kate en hun twee schattige dochtertjes Danica (3 en-een-half) en hoe-heet-ze-ook-weer (9 maanden) trekken ze zeven maanden door Europa. In een camper. Erg gezellige avond (biertje - en nog een) en verre vrienden erbij op Facebook. Emma mag komen au-pairen. In Sidney. 

En dan vandaag. Niet in het oorspronkelijke plan, toch gedaan: Kroatië. Wat zijn we toch een gekkerds, zo spontaan ook. Zeer vlotte reis, de grensovergang naar Kroatië is vaak een drama; vandaag een eitje. Geen hoofdweg genomen maar binnendoor, wellicht dat we daarom op een lege douanepost (Rupa) uitkwamen.

Nu dus Krk. Op het eiland Krk. Alwaar camping Krk bomvol. Maar camperplaats Krk niet; opnieuw het laatste plekje voor ons vanmiddag - het zit mee. Razendsnelle wifi - wordt overigens 's avonds door horde pubers gehijacked, ze zitten dan te gamen en bezetten het accesspoint - zodat ik dit blog nu voor de tweede keer aan het typen ben; crash gehad en de automatische (online) opslag door verbindingsprobleem niet gelukt. Kramp dus. 


Binnenkort meer over Krk en de het vervolg van de reis. 

 Note to self: op het eiland Krk, in Krk, op een camperplaats gestaan. Ulica Ivana Gorana Kovacica. Niet veel plaatsen, vroeg komen en mazzel hebben. 15 euro per nacht. Razendsnelle wifi, bier zelf tappen, loopafstand dorp en strand. Perfecte plek als je er kan staan. Alle campings in de omgeving bomvol. En loeiduur.

vrijdag 29 juli 2016

Op naar het zuiden

Ik zit in de schaduw van een bescheiden berg uit te kijken over Berchtesgaden. Nou ja, er staat een heg vóór, maar het zou kunnen. De plaats waar ooit Hitler's Adelaarshorst stond is op loopafstand en vanochtend bezochten we Dachau. Zojuist reden we langs Mauthausen. Het is, kortom, een historisch beladen begin van onze reis.

Gisteren zijn we vertrokken uit Zitterd. Na 630 kilometer zijn we op de eerste noemenswaardige plek terechtgekomen: Der Freistaat, onze overnachtingsplek. Een camperplaats bij een camperdealer - eerder vertoond, niks bijzonders dus. Fout. Der Freistaat is een moloch van een bedrijf. Ik heb nog nooit zó veel campers bij elkaar zien staan. Allemaal nieuw, geprijsd tussen de 50 en 300 duizend euro. Ik schat een stuk of vierhonderd. Dat is een conservatieve schatting. Ongelooflijk. 

We vonden een plekje op één van de vier parkeerterreinen die beschikbaar waren voor passerende campers. Gratis; stroom 50 cent per Kwh. Naast een stel met een bakbeest van een Niemann-Bisschoffs Wohnmobil (uit het duurdere segment, zeg maar) ons bescheiden Pollietje geparkeerd. Mevrouw Niemann had in de Alpen nogal onverstandig liggen zonnen en tomaatrode benen met blaren en kwark. De kwark ter verkoeling, werd ons medegedeeld. Patiënte had evident pijn en genoeg eerste- en tweedegraads verwondingen om een shockje niet ondenkbeeldig te maken. Dus zuchtend en puffend de lidocaine en flamminal tevoorschijn gehaald om het schaap een béétje redelijke nacht te bezorgen. Mevrouw blij, de camper in om de bikiniregio met pijnstillende gel te bestrijken. Waarop Meneer Niemann-Bisschoffs haar toesnauwde dat ze wel voor de bekleding van zijn camper moest uitkijken. Échte liefde.

Vanochtend dus doorgereden naar Dachau. Ik was er al eens geweest maar de rest van het gezin niet.

Het was net als de eerste keer een indrukwekkende en surrealistische ervaring. De banaliteit van het kwaad (de ovens die er uit zien alsof ze uit een lokale traditionele bakkerij overgenomen zijn), de kille efficiëntie van de indeling van de gebouwen, de leegte - de meeste barakken zijn alleen nog te herkennen aan hun fundering - alles draagt bij aan de bedompte sfeer. De zon scheen af en toe, een mooie zomerdag - er waren veel mensen in korte broeken en van die blonde dingen met diepe decolletés en spiegelzonnebrillen.  Dat vond ik, gezien het beleefde verzoek op de borden bij het vrij toegankelijke terrein, nogal onthutsend. Anderzijds, laat ik maar blij zijn met het feit dat ze er tenminste naar toe gaan - hoewel ik het idee had dat ze meer op zoek waren naar de souvenirshop en de snackhoek dan dat ze iets begrepen van wat daar gebeurd is. 


Okee. Na deze indrukwekkende wandeling hebben we de camper genomen om even naar Berchtesgaden te rijden. Dat viel tegen; erg veel file onderweg, we hebben bijna 4 uur over de afstand gedaan die we in 2 uur hadden moeten  kunnen doen (moooooiiiiiiieeeee taal, dat Nederlands, 4 werkwoordsvormen op een rij!).
Hier gaan we dit weekend zitten acclimatiseren, in ieder geval tot zondag, misschien wel tot maandag - als de camping een plekje voor ons heeft, ze konden maar 2 nachten toezeggen. Het weer is prachtig, de bergen hoog en fraai en het zwembadje is betrekkelijk warm. Morgen wordt het 28 graden. So long allemaal.

zondag 17 juli 2016

Zomer 2016 – inleidende beschietingen

Schwitzen in Wiesbaden. Ganz toll. Het is warm hier, dat lijkt me duidelijk. Vrijdag zijn Lilian en ik per campert vertrokken om een lang weekend, met als hoogtepunt het concert, met zijn tweeën door te brengen. Na een bomvolle week – proefwerken, extra vergaderingen, dochter in Spanje undosweiter undsofort.
Op de heenweg zijn we gestopt in een dorpje bij Kerpen, waar Michael Schumacher vandaan komt en waar een groot en belangrijke verkeersknooppunt – héél origineel Kreuz Kerpen genoemd – ligt. In dat dorpje, waarvan me de naam nu even ontschoten is, ligt KuckiMobil GMbH. De vanuit Sittard dichtstbijzijnde Rimor-dealer. Daar wij een Rimor Camper hebben was dat dan ook geen toeval. In Nederland is er geen leverancier / dealer van dat merk.
De reden voor ons bezoek aan Koekie was, zoals de trouwe lezers van dit blog vast weten, de almaar aanhoudende problemen met de alkoof – de bult voorop de camper waaronder een (de laatste tijd veel te vaak nat) tweepersoonsbed.
De – van origine - Poolse staf van Kucki kwam er aanvankelijk niet uit. Moest er nou een poging gedaan worden om de boel te repareren met een misschien nog verkrijgbaar onderdeel? Of waren er drastischer maatregelen nodig?
Zoals we in The Lake District Ian hebben leren kennen, werd dees keer Jürgen uit de hoge hoed getoverd. Jürgen is de seniormonteur onder de oude rotten in het vak. Jürgen kan alles maken. Als Jürgen geen oplossing weet, vergeet het dan maar.
Jürgen kwam kalmpjes aanslenteren, zag, op zijn gemak het probleem bestuderend, wat er aan de hand was en overwon. Er moet een nieuwe alkoof op. De buitenzijde bestaat uit plaatdelen die, indien vervangen, over een jaar of wat weer dezelfde scheuren gaan vertonen. Jürgen kan iets dat bijna niemand kan. Hij maakt met de hand een nieuwe buitenwand voor de alkoof, uit één stuk, gebogen van het dak tot de voorruit.
Nou doet Jürgen dat met evidente vreugde en de nodige vakkundigheid, er stond een voorbeeld van zijn werk. Jürgen doet het evenwel niet um sonst. Laten we het erop houden dat campers geld kosten. Zeker 12 jaar oude met lekkende alkoofkappen.
Deze winter wordt Polly Dipsie, kortweg Polly, zoals ik heb besloten de camper vanaf nu te noemen, een maand in een fraaie ruime Werkstatte in Nörverich (zó heet het durrep!) van een kosmetisch en functioneel nieuwe voorgevel voorzien. Rupsje Nooitgenoeg had ook gekund. Maar Polly dus. Voor de DSM-5 lozen onder u: Polydipsie betekent onbedwingbare, onlesbare dorst.

Na deze aanslag op ons toekomstige budget – verantwoord vanwege de lange levensverwachting en beduidend hogere dagwaarde van Polly na deze interventie – hebben we bij de naastgelegen Rewe onze boodschapjes gedaan. Met zijn tweeën is dat bijzonder. Zó klaar, om te beginnen. Geen druk, niemand die zit te wachten. Alleen maar hoeven nadenken waar je zélf zin in hebt. En dan valt het bij de kassa ook nog mee – immers maar einkaufen für zwei, geen kar vol zooi.

Door naar de Rijn – voorbij Koblenz, waar Moezel en Rijn bij elkaar komen, zuidwestwaarts. Overnacht aan de Rijn, in een dorp dat geloof ik Bacharach heet. Kasteel boven het dorp, stokoud. Volstrekt uitwisselbaar met alle dorpen aan de rivier met een kasteel. Gemoedelijk gekeuveld ’s avonds met een Oostenrijker – goeje vent want fotografeert met Nikon. Hij had in de voorbije jaren aan allerlei fotowedstrijden meegedaan en daarmee een cruise, een vliegvakantie naar Indonesië, een lang weekend in een thermalbad en een nog te innen weekje Turkije gescoord. Nou is daar net een staatsgreep aan de gang dus wanneer dát er van komt weet ik niet.
Bijtijds naar bed want snode plannen.

Na het ontbijt (4x roerei op 2 dikke bammen) ben ik namelijk op mijn nieuwe Jan Janssen Tour De France Campagnolo, zoals mijn racefiets voluit heet, gestapt om de laatste 50 kilometer per ijzeren (nou ja, aluminium) ros af te leggen. Moeders met Polly, ik met Jan.
Dat viel niks tegen. Langs de Rijn fietsen, weliswaar stroomopwaarts, viel reuze mee. Met de veerpont in Bingen overgestoken – naar Rudesheim, aan de overkant dus, wat al geïmpliceerd is in het woord oversteken. Daar even de weg – en de adem – kwijt; zodra je van de rivier wegfietst loopt alles in een hoek van vijfenveertig graden omhoog namelijk. Ik heb best conditie, zolang het maar vlak is ga ik als een speer. Dat tingbelletje van 2,95 is trouwens zijn geld dubbel en dwars waard; er waren hordes bejaarden op toerfietsen rustig voortpeddelend – natuurlijk náást elkaar op een tweerichtingsverkeer fietspad. Zonder belletje hadden er nou een paar aan de zuurstof, mét pilletje onder de tong, gelegen.
Niet alleen is het snelheidsverschil aanzienlijk, de racefiets is ook vreselijk stil. Bij slechtziende traag reagerende halfdove 70-plusssers is dat goed voor allerlei cardiale ellende – en ik ben hier om uit te rusten, niet om te werken.

De camperplaats in Wiesbaden ligt bovenop een berg. Als nekkebreker op het einde een lekker toetje. Het is een mooi beplante, vlakke nepcamping met een mooi – zij het karig – toiletgebouw (1 toilet, 1 douche, 40 plaatsen voor campers). Kost 12 euro per nacht, stroom, douchen en water kosten euro’tje extra. Geen camping voor te krijgen, voor dat soort geld.

Morgen gaan we de stad in; vandaag, zondag, uitgerust, beetje klusjes gedaan in en rond de camper – de schotel doet raar, de receiver is kapot, verder valt het wel mee. De satnav is ge-updated. Het weer is, als gezegd, goed; ook lekker buiten zitten lezen vandaag. Morgen Wiesbaden Schtadt; vooral ook morgenavond David Gilmour. Weersverwachting 26 graden, tschuss!!



donderdag 26 mei 2016

Sittard, 26 mei 2016. Ingewikkeld.


Soms is het leven ingewikkeld. Hartsop, het hiervoor beschreven gat in the toch best hooggelegen Lake District, was het einde van mij  live verslag. Niet bewust, meer per ongeluk, geen tijd en zo, eindigde het verslag van de reis door Noord-Engeland bij Ian. Nou zijn er beroerdere eindes te bedenken aan je verhaal. Ik bedoel, een finish met een raspaardje van oude Engelse adel, wat wil een mens nog meer. 
Het past evenwel niet. Van Hartsop naar Kingston Upon Hull is het 165 mijl, zo'n 250 kilometer. Dat is, gezien de stappen van deze reis, een niet te verwaarlozen afstand. Daar het landschap per kilometer verandert zou het grof en On-Engels Onbeleefd zijn om zomaar dat prachtige stuk land onbeschreven achter te laten. Daarnaast is het tussen woensdag 4 mei - Hartsop dus - en zaterdag 7 mei - inschepen in (Kingston Upon-) Hull - wel een heel groot gat met niks. Derhalve nu de beschrijving van het eind van onze reis en vooral ook de inleiding naar de volgende. 

Achteraf hadden we best even in Hartsop kunnen blijven. Het wiel was vervangen, de omgeving was verpletterend - en doctor Who hield toezicht. Een mooie wandeling, in de richting van één van de bergwatervallen op de heuvels was een prima idee geweest. Spijt, moet ik eerlijk toegeven, is dan ook mijn deel. Soms wordt het reizen met de camper een doel op zichzelf; we leren steeds meer over het optimaal gebruik van de vrijheid die het ding met zich meebrengt. En dat kan dus ook betekenen dat je eens níet verder reist. 

Toch maar weer op weg, dus. Het was een moeilijke dag - correctie, ik had een moeilijke dag. Erg moe en chagrijnig, kortaf en geprikkeld - zonder veel aanleiding. Snel gefrustreerd ook, als de dingen niet zo lopen als gepland - wat nou niet echt bij het karakter van een camperreis past.  Daar heb ik wel de hele vakantie last van gehad, helaas. Terugkijkend was het een leerzame reis - ik ben wel aardig aan het roofbouwen geweest de afgelopen twee jaar. Daar moest ik maar eens wat aan gaan doen.

Op de terugweg - dus weer in Yorkshire. 
River Ure is een vrij onooglijk riviertje, her en de niet meer dan een wat ruim uitgevallen beek, in het midden van Yorkshire Dales National Park. Toch kennen jullie het stroompje bijna allemaal, mits je Robin Hood - Prince Of Thieves (1991)  van Kevin Costner (met die vreselijke soundtrack van Bryan Adams en Sting - "All For Love") hebt gezien. De ontmoeting van Robin Hood met Little John - het stokgevecht in de watervallen - is gefilmd in Aysgarth, in de watervallen die toepasselijk Aysgarth Falls heten. Nou, mooi dat we daar ook geweest zijn.

Ik correspondeer nog vrijwel dagelijks met de beheerder van het theehuis aan de waterval - maar dat heeft meer te maken met het feit dat ik mijn hoed daar heb laten liggen dan aan de diepe relatie die we hebben ontwikkeld tijdens ons bezoek. We hebben trouwens koffie gedronken. In het theehuis. De watervallen zijn mooi. Mijn hoed komt er aan. Alles komt goed.

Overnacht hebben we op een parkeerplaats onder de bomen aan een riviertje met een fraai park. Ik weet bij God niet meer waar dat was. Wel dat ik er achter kwam dat een onverlaat - ik noem geen namen - het frontraampje in de alkoof niet goed gesloten heeft, waardoor het onderweg door de rijwind met geweld opengeklapt is. Fikse schade; effe 550 euro aftikken. Ach, geld zat (not). 's Ochtends kwam de supermarkt ook op de parkeerplaats staan; in die kleine dorpen kun je online je boodschappen doen en ze dan in standaardkratten ophalen op een centraal afleverpunt. 
ASDA (in dit geval) staat daar dan met een busje vol kratten te wachten tot de boerinnen (allemaal schapenfarmers hier, mijn god, wat een hoop schapen hebben we gezien) hun kruidenierswaren komen ophalen. 
Naar York. Binnen twee maanden naar New York en Oud York, wie doet ons dat na? Nou ja, mensen uit York die naar New York gaan bijvoorbeeld. Maar toch. De eerste nacht op een lokale franchise van The Caravan Club, laten we die "Club no. I" noemen. Dat is een beetje Adidas-Puma. Of Left Twix Right Twix.
Je hebt namelijk ook The Caravanning and Camping Club (The FRIENDLY Club!), "Club II" dus. Vrijwel dezelfde vlaggen, zelfde idee, landelijke club, ledenvoordeel enzovoorts. Het is nu al de derde keer of zo dat ik me vergis; als NKC (Nederlandse Kampeerauto Club) krijg ik bij Club I géén en bij Club II wel (aanzienlijke!) korting. Tot en met het inschrijven verloopt alles hetzelfde, pas wanneer ik mijn pasje afgeef gaat de administratie-mevrouw van Club I vies kijken. We don't accept that card here. Vervolgens blijkt club I voor members alleszins redelijke tarieven te vragen maar voor zwervers als wij de hoofdprijs. Wordt dan lid, zeg je? Dat kost 65 pond - en dat haal je er met twee nachten weer niet uit. Wanneer je nadere uitleg vraagt over de verwarrende overeenkomst krijg je te horen dat er maar één club is die de moeite waard is - en dat is natuurlijk de club waar je net staat. Ik vermoed dat hier een diepe caravanvete, een uit de hand gelopen kampeerconflict, tentenherrie dan wel bivakbroedermoord achter zit. Niemand wil er over praten. Zal wel iets Brits zijn.

We konden maar één nacht blijven op de betreffende stadscamping. Niet geboekt - stom, bij steden moet je altijd vooraf reserveren, daar is het altijd druk. De volgende ochtend zijn Liel, Stijn en Totte alvast de stad ingelopen en Emma en ik zijn naar een andere camping, net buiten de stad, gegaan en met de fiets terug naar Downtown York gereden.

York is erg mooi. De stad is met respect de 21e eeuw ingeloodst. De gebouwen zijn oud maar goed onderhouden, het heeft grandeur en stijl, dat stadje. Er hangen weinig tot geen neonbakken aan de gevels, geen schreeuwerige vlaggen en posters. Het straalt waardigheid en ingetogenheid uit. Zeker eens doen als je in de buurt bent. Het aantal winkels waar met een ernstig gezicht krankzinnige dingen verkocht worden (hele winkel vol serieuze replica's van middeleeuwse zwaarden en schilden, om eens wat te noemen) is ook de moeite van het noemen waard. De "Old Guys Rule" winkel vol kleding (met die tekst) voor kerels die trots zijn op hun uitgezakte ouwe lijf is een ander voorbeeld. 

Nu moet ik het toch over de jas gaan hebben. In Keswick, 2 blogs geleden en 130 mijl noordwestelijk van York, liepen we een winkel binnen waar we de paraplu voor Hadewych kochten - en een nieuwe beurs voor Lilian. Maar dat terzijde. Er hingen daar lange herenjassen van het zachtste leer dat je maar wensen kan. Ik passen; als gegoten. Met mijn hoed op. Ik kon zo meedoen bij de cast van Unforgiven. Alleen geen pistool. 
Mooiiiiie jas. Niet gekocht; wel lang lopen dralen, hij was 50% afgeprijsd - en dat was geen verkoopsmoesje, je kunt eraan zien dat het een retedure jas is. Na afprijs toch nog 300 pond, geen kattepis.

Zie je hoe ik net onopvallend overschakel naar de tegenwoordige tijd? Dat komt omdat ik 'm in York alsnog gekocht heb. Het was karma - ik heb er dagen over lopen dubben, of ik 'm niet tóch had moeten kopen en zo. Toen ik in York dezelfde winkel tegenkwam en hij daar - in mijn maat - ook hing was ik er wel uit. Ik was ondertussen wel mijn hoed kwijt dus voor het Unforgiven Effect heb ik ook maar een nieuwe hoed gekocht, bij Marks And Spencer. Als vervroegd verjaarskado éénmaal jas & hoed. Ik word tenslotte 50, een argument dat ik dit jaar nog wel een  aantal keren van stal zal halen. Daarnaast is de jas veel te warm om nu mee rond te lopen nu, dus in de kast tot november of zo.

De camping buiten de stad was wel een bijzondere. Het was een soort ouderwets woonwagenkamp met oud-ijzerhandel, roestige bootjes, kapotte oude auto's, losse troep aan de randen van het terrein met iets dat voor een haventje door moest gaan. Splinternieuw toiletgebouw en electra-voorzieningen, dat wél;  de overstromingen van dit voorjaar hadden dat noodzakelijk gemaakt.
De tent werd gerund door een slordig getatoeëerde dame op leeftijd, die door het gebrek aan volledig gebit moeilijk te verstaan was en wiens spaghetti-haar al een poosje niet meer in de buurt van het nieuwe douchegebouwtje was geweest. Ze regelde alles met een potloodstompje en een vieze grote kantooragenda (uit 2014) en rekende doodleuk de hoogste prijs voor één nacht die ik sinds Florence, Italië, voorbij heb zien komen. Vanzelfsprekend kon er alleen cash betaald worden en heb ik nooit iets gezien dat op een bonnetje leek; een beduimelde uitgescheurde pagina achteruit de agenda (11 december, in 2014 een donderdag) met de code voor het toiletgebouw (1234) was het enige schriftelijke bewijs dat ik kreeg. 

Na het vertrek 's ochtends, op weg naar de Ferry in Hull, hadden we tijd om in York naar het National Railway Museum te gaan. Zoals gebruikelijk in Groot-Brittannië is de entree voor nationale musea gratis. Ik herhaal: in heel Groot-Brittannië, dus ook in London, kun je gratis de nationale musea in. 
Leuk museum, niet erg druk - voorseizoen heeft zo zijn voordelen - en heel veel enthousiaste vrijwilligers die op de treinen stonden om tekst en uitleg te geven.  
Ingescheept maar niet voordat we eerst nog een enorme supermarkt bezochten. In de vriezer hier ligt een half lam en de voorraadrekken puilen uit met hier niet verkrijgbare levensmiddelen. Dat is voor mij altijd een hoogtepuntje, dat winkelen in het buitenland; ik doe er kook-inspiratie voor de rest van het jaar op. Hoogtepuntje op de boot: stomdronken stel - niveautje white trash in het kwadraat - koopt tax-free grote fles wodka om er pas na afrekenen achter te komen dat je die pas de volgende ochtend mag ophalen en niet meteen meekrijgt. Leuke discussie om mee te luisteren was dat.

Tja, en nu zijn we al weer bijna 3 weken terug. Het meegebrachte Ale, Lager en Bitter is nog niet op. En ik wacht op een gelegenheid en gezelschap om dat dooie schaap te ontdooie. Meld je aan, dan ga ik aan de bak.

Eind juli gaan we naar Slovenië, Venetië en de Dolomieten. Zwaar leven. Ik zal jullie op de hoogte houden.

woensdag 4 mei 2016

Hartsop, The Lake District

Je kunt opnieuw niet beweren dat onze reis geen avontuur is.
De voorbije dagen hebben we alle aspecten van het Engels weer leren kennen. Na jarenlang – volkomen terecht – te hebben beweerd dat het best meevalt met dat weer in Engeland, krijgen we dit jaar een indruk van wat met recht “typisch Engels weer” genoemd wordt. Four seasons in a day, noemen ze dat hier. Dat klopt bijna. Alleen de zomer ontbreekt. Je kunt van de regen in de hagel in de sneeuw in de zon terecht komen hier, binnen één uur. Van mist en verdwenen bergen in de ochtend naar weidse haarscherpe uitzichten gaan zonder van plaats te veranderen. Effe wachten, nieuw uitzicht.

Wat hebben we gedaan? Gereisd met een oudere camper met alle bijbehorende gedoetjes. Lekkages, in twee tempi uiteindelijk opgelost, van  - natuurlijk – de alkoof. Dat is, voor de niet-ingewijden, het gezwel boven de cabine. Lullig is dat Tjeu – van de Horne, onze camperboer – de hele winter de tijd heeft gehad om de naden van de alkoof, die verleden jaar al enige permeabiliteit lieten zien, te controleren – en dat nagelaten heeft, vanwege ziekte chef werkplaats en zo. Ik had hem nog zó (echt waar!) geadviseerd om voor zijn hartritmestoornissen nou eens naar het Catrien te gaan.
Okee, uiteindelijk de lekkage verholpen. In eerste instantie een klein lekje verholpen met hulp van een lokale mobiele caravan-reparateur - die niets wilde hebben voor zijn inspanning, overigens. Dat was maar goed ook trouwens, want het lekte zo mogelijk nóg erger de dag erna. Ik heb zelf maar even gekeken – niemand anders die het dak op wilde in de kletterende regen – en een joekel van een scheur in de kit dichtgeplamuurd. Problem solved.

Waarvan akte. De startaccu is bijna dood; elke ochtend hoop ik dat het ding start – het ding start. Voor zolang het duurt. Dient vervangen. Het Rimor Informatie-paneel van de camper is dood. Reanimatie zinloos, R4-codering: geen handelingen behoudens het verlichten van lijden. Dient vervangen.
Nou de reis weer, maar vrees niet, meer pech volgt. We waren in Coniston, verleden keer. De alkooflekkage kwam daar aan het licht. Uitgebreid rondbellen, op zoek naar een garage, leverde weinig op; het afgelopen weekend was een lang weekend (Boxing Day, noemen ze dat hier om een of andere reden; maandag vrij) en de belangstelling voor een noodreparatie in het toch al zo dichtbevolkte zuiden van het Lake District was niet echt overtuigend.
Vandaar dat we uiteindelijk op een obscuur plekje, op de hoek van een failliete kroeg en een tegenovergelegen buurthuis/ kerkje in Millom (waar? Millom!) stonden te wachten op de mobiele reparateur van 3 alinea’s geleden. Het program had hierdoor wel schade opgelopen, dus enige aanpassing was noodzakelijk. Nadat we ons van Millom-Buiten naar Downtown Millom hadden verplaatst om daar boodschappen te doen zijn we verder getrokken naar het hart van het district van de meren. Een prachtige tocht langs de kust van de Ierse Zee naar het noorden, al snel het binnenland in leidend en na getankt te hebben in Muncaster (waar? Muncaster!) zij we in Gosforth (waar? Gosforth!) rechtsaf geslagen de échte bergen in (nou ja, hoger dan 1500 voet worden ze hier niet).

Enfin, we hebben wild gekampeerd aan één van de vele meren die hier te vinden zijn. Met op de achtergrond Scaffel Pike, de hoogste berg van Engeland, en achter ons een Brit met een aggregaat, die tot een uur of acht stond te laden. Very unsophisticated, my dear.
De volgende ochtend zijn we naar de Honister Slate Mine gereden, de enige nog actieve leisteen-mijn in het Verenigd Koninkrijk. En dan nog overleeft het ding alleen maar door de centen die de toeristen – wij dus -  meebrengen voor bezichtigingen en pervers dure souvenirs. Het is, dat moet gezegd, wel mooi leisteen. Smaragdgroen en houdt 400 jaar, of je het nou op je dak spijkert (met werveluitsteeksels van schapen, heb ik geleerd) of als aanrechtblad (erg mooi, eerlijk is eerlijk).

De tour door de mijn leverde een aantal mooie plaatjes op – zie daar. Einde rondleiding? Okee. Hup in de Rimor en op naar Keswick, alwaar een fraaie camping en maar liefst twéé nachten op rij verbleven. Kutweer, winkelen, creditcard – slechte combinatie van factoren. Niet te lang op ingaan; verder dus. Emma heel mooie tweedjurk gekocht.
Vandaag op weg naar Hartsop, korte stop bij de Castlerigg Stone Circle. Fraai gelegen tussen de heuvels, altijd weer fascinerend, een 4500 jaar oude – de nodige hernia’s op zijn geweten hebbende – magische cirkel van loeiers van stenen, om onbekende redenen, met onbekende middelen boven op een berg geplant. Gepicknickt. Nee, niet in de cirkel, netjes een eindje verderop.
Dus door naar Hartsop. Langs Lake Uilswater, het mooiste (klopt) en lastigst bereikbare (klopt ook) meer van allemaal. De route tussen Windermere en Keswick, een naar omstandigheden comfortabele zéker 2 meter brede weg, is dit voorjaar weggespoeld. Daarom moeten toeristen als wij gebruik maken van écht smalle, kronkelige en steile weggetjes. Ik vind dat evenwel niet erg.
Het wordt evenwel minder als je met je vrachtbak op een anderhalfsbaans weg rijdt, bergaf in dit geval, en er plots zeer onplezante geluiden hoorbaar worden. Met het oplopen van de inspanning die de auto moest leveren nam de factor verontrustendheid qua geluid toe. Kut. Motor. Of toch de bak? Hoe dan ook – hoe nu verder? Moeizaam  - want geen gelegenheid - gestopt, geluisterd – lijkt toch niks? Verder. Geluid alleen maar erger. Fokfokfok. Sleepdienst, repatriëring, eerdere boot, extra kosten, hotel regelen, middle of nowhere, K@tK@tK@t. Plekje zoeken om weer te stoppen, moeilijk, verkeer achter je, stress, gedoe. Zegt één van de kinderen: ik hoorde een tijdje terug een sissend geluid, kan dat wat zijn? FAKKARDEFAKKERDEFAK. Blijkt het gewoon een lekke band.
Wat me weer kennis heeft doen maken met Ian. Nadat ik de instant repair kit, in de vorm van een robuuste spuitbus, los had gelaten op het betreffende weigerrubber – met opzienbarend resultaat – konden we de resterende 12 kilometer naar de geplande camping voltooien. Op halve kracht weliswaar maar mooi dat we er waren. Met een inmiddels weer leeglopende band.

Aan de balie van deze camping, ik lieg niet, staat een hooguit 23-jarige bebaarde langharige met een lange, verschoten paarse Prince-jas uit de jaren ’80 te doen alsof hij Doctor Who is. Later heb ik zijn vriendin ontmoet – een mollige (zeer) jongedame met een moeilijk verstaanbaar accent, ik vermoed Manchester. Dat weet ik omdat zij sprak tegen hun ongeveer 5 maanden oude, erg charmante spruit, geslacht totnutoe onbepaald.
Met mijn lekke band – en vooral met mijn 5 rotsvaste wielmoeren-  moest ik het van deze reparatieservice dan ook niet hebben. Ik vroeg dan ook, moedeloos, om de lokale monteur dan wel de ANWB. Beardy Prince klom in de telefoon, voerde een kort gesprek en sprak de onsterfelijke woorden: “Ian is coming”. Hij keek me hierbij aan met een blik die duidelijk er van uit ging dat ik daarmee tevreden moest zijn . Meer was er niet. Ian komt, dus alles komt goed.
Mijn nieuwsgierigheid, zoals u begrijpt, was gewekt.

Een kwartiertje later komt er – natuurlijk – een oude, jagersgroene Landrover aanrijden waaruit een energiek jong manspersoon springt. Met een voor zijn leeftijd grote overmaat aan zelfvertrouwen en een nauwelijks hoorbare aardappel in zijn keel – Eton, schat ik, niet ordinair naar Cambridge of Oxford geweest. Engelse landadel van het edelste soort. Ian dus. Ik werd binnen een halve minuut “chap” genoemd en het varkentje zou wel even gewassen. Na wat gereedschap te hebben gehaald aan de slag, samen het wiel verwisseld, een vruchtbare en effectieve coöperatie. Uitgebreid babbelend. De camping was van Ian – nou ja van de familie – en overigens, alles wat ik zag om me heen – een wijds gebaar naar de omliggende bergen – was van de familie. Zijn baan was het beheer van de camping. Nou ja, voor het dagelijkse baliewerk heeft hij natuurlijk Doctor Who / Prince, en poetsen van de toiletten, dat valt volgens mij evenmin onder zijn taakfunctie-omschrijving; ik vermoed dat mrs. Manchester hier verantwoordelijkheid voor draagt.

In de winter is het niet zo druk, vertelde Ian.  We stonden vrijwel alleen op de camping, nu begin mei, dus in het voorjaar is het mijns inziens evenmin afzien – maar dat terzijde. In de winter kon hij dus wel even weg om te skiën, meestal in de Alpen, daar had de familie nog een lodge. Klusje inmiddels geklaard. Of Ian een goede whisky bliefde? Ik heb nog nooit iemand zó lang zien nadenken. Uiteindelijk maar niet, on duty en zo, dus er van tussen in de Landrover. Mij ietwat jaloers achterlatend. Zwáár leven, die man.