Tegenover mij staat een grote notenboom waaronder een bankje. Daarachter een houtstapel, stookhout om de winter door te komen. Daarachter ligt de vallei van Idrija, Slovenië, een van de meest vreedzame uitzichten die ik ooit zag. Als ik naar rechts kijk zie ik één van de vier kerken van het dorp, dat 6300 zielen kent. Die bewuste kerk staat op een heuvel met een kruisgang op een tweede heuvel ertegenover. Nog nét iets hoger, er moet wel geleden worden.
We verblijven op een camperplaats voor één tot drie campers.
De eigenaar is medewerker op een administratiekantoor onder aan de berg. Zijn
baas hebben we gisteren ook ontmoet.
Even vooraan beginnen. Ik schreef mijn laatste post vanaf
camping Miramare, Punta Sabbione, Italië. Tegenover Venetië dus. Alwaar ik
gefietst heb. Met mijn gewone fiets – boodschappen ingepland, vervoert wat
lastig op Jan. Het was er warm. Maar vooral ook vlak. Godzijdank.
De dag na de vorige post hebben we Venetië ook daadwerkelijk
bezocht. De boottocht alleen al was een hoogtepunt, een beetje zoals de rit
vanaf het vliegveld JFK naar Manhattan; wanneer zíe je het nou? Zou het zo zijn
als je je voorstelt?

De winkelstraten en de grote publiekstrekkers waren
stampvol. Ik neem aan dat de Venetianen net zo’n grafhekel aan toeristen hebben
als Amsterdammers, ze zijn in ieder geval net zo lomp en onbeleefd tegen hun
boterham als die lui in 020. Je wordt pardoes omgelopen. Zonder enige vorm van
excuus rammen kleine bitchy (wel goedgeklede
en goedgekapte, Italië immers) heksen zich door de mensenmassa heen,
puntige elleboogjes gebruikend om gestage voortgang te bevorderen.
Natuurlijk zijn ook wij in de prijsval gestapt. Klein, wat
afgelegen pleintje, pizzeria, krijtbord met alleszins acceptabele prijzen
buiten en vriendelijke ober die alleraardigst glimlachend de stoelen aanschuift
en de kaart voor je neerlegt? Alvast iets drinken?
Pizza 11 euro, lasagna 12 euro, spaghetti 8 euro, vissoep 16
euro. Telt u even mee? 47 euro. Toch moest ik 91 euro betalen. Drankjes staan
niet op de kaart. Biertje drbij: 8,50. Wijntje, 2x frisdrank, enfin, natuurlijk
was het brood 2 euro per persoon en bleek de bediening niet inbegrepen (staat
echt héél klein onderaan op de kaart). Ach, je leeft maar één keer. Én heel
kort, met die prijzen.
Daags erna prutweer – op pad dus. Terug naar Slovenië, daar
gingen we eigenlijk naar toe en hebben we nog maar weinig van gezien. Naar een
dorp dat Dornberk heet, om te overnachten op een wijngoed. Niks mis mee, veel
Nederlanders hooguit. Verse perziken gestolen uit de boomgaard. Piepklein
zwembadje – dicht vanwege slecht weer.
Van Dornberk zouden we naar Tolmin gaan. Dat ligt aan de
rivier Soça, de smaragdgroene rivier waarvan al die mooie foto’s toeristen zoals
wij naar Slovenië lokken. Er is een korte en efficiënte verbinding tussen
Dornberk en Tolmin. Ik hoefde alleen maar rechtsaf onderaan de berg. De pas
naar Tolmin komt dan vanzelf.
Ik ging dus linksaf, de creatieve route; we rijden er een
poos op los en dan zien we wel waar we uit komen.
Nou ligt er een aardig heuvelmassief in de weg daar, waardoor je langdurig naar
het zuidoosten moet vóór je weer de kans krijgt om naar het noorden te rijden.
Maar dan écht ver naar het zuidoosten. Zo kwamen we uiteindelijk weer erg
dichtbij Ljubljana en de snelweg – mijn vignet is verlopen en ik ben een krent,
ik vind één vignet meer dan genoeg. De binnenweg naar Tolmin echter werd door
dat gecross alleen maar langer.

Met een treintje – gesorteerd op taal; tot mijn verbazing
was de wachttijd voor het Duitstalige treintje behoorlijk wat korter dan die voor
het Engelstalige treintje – wordt het aanzienlijke gezelschap de berg in getakeld.
Het is een fikse attractie, ik denk dat op een drukke dag als gisteren er
misschien wel vijf- tot zevenduizend mensen door de gaten in de grond gejaagd
worden.
Het treintje jakkert met een stevig vaartje omhoog door 2
kilometer gangenstelsel vóórdat de eigenlijke bezichtiging begint. Die twee
kilometer geven een klein voorproefje, het is mooi maar spaarzaam verlicht en
het stikt er van de stalactieten en stalagmieten. Weinig kan je voorbereiden op
de hoogste ruimte, waarin de drie niveaus van het grottenstelsel in lagen
zichtbaar wordt. Het lijkt op een surrealistische scéne uit de Ban van de Ring;
elk moment verwacht je Orks of erger, het is enorm hoog en groot. Hetzelfde
effect als me opgevallen is bij de Grand Canyon kon je hier ook weer merken;
een heel grote groep mensen wordt erg stil en gaat zonder enige reden
fluisteren, onder de indruk van de monumentale omvang van wat ze waarnemen.
Fotograferen is een nachtmerrie; niet alleen het beroerde (gebrek aan) licht speelt
daarbij een rol, sommige indrukken zijn te groot voor de foto.
Okee, half vijf in de middag en beduidend verder van onze
bestemming vandaan dan toen we vertrokken. Was er geen camperplek in Idrija,
die goed aangeschreven stond? Jawel, die is er. En Idrija is vlakbij. En een
monumentaal dorp, dus ach, dan maar naar Idrija.
Daar aangekomen waren aantekeningen, navigatiesysteem en de
campercontact-app het buitengewoon oneens. Dat leidde tot wat verhitte
gesprekken in de camper en enkele – al zeg ik het zelf – memorabele stuurmansprestaties
met keren op volstrekt onmogelijke plaatsen en zo.
Vastlopend in opnieuw een verkeerd straatje toonde Slovenië
zich van zijn beste kant. Er kwam een arbeider thuis van zijn werk – hij had
een vieze overall aan dus ik maak daar een arbeider van. Tot mijn niet geringe
verbazing sprak hij heel behoorlijk Engels. Ik vroeg hem om een
kampeegelegenheid – die was er volgens hem niet. Toen ik hem echter de ipad met
de informatie van Campercontact gaf, sloeg hij onmiddellijk aan het
telefoneren. Want Veri, díe kende hij wel; iedereen kent Verí. Met wat
instructies over een plek om te keren – opnieuw een heldenprestatie, al zeg ik
het zelf – wachtte hij me op om me voor te gaan in zijn Tamagotchi (zijn woorden), een Hyundai van nogal wat jaartjes oud.
Luid toeterend reed hij voor me uit.
Plots stoppend, om een niet nader aangekondigd iemand in te
laten stappen – die bleek de weg te weten – en meteen weer verder, opnieuw het
hele dorp door, de helling op die ik eerder al eens beklommen had op. Op de
rotonde – nou ja, een klein pleintje ingeklemd tussen de huizen – waar ik
eerder een andere straat in was gereden stond inmiddels de volgende auto klaar.
Het raam stond open; een kalende man zat hartstochtelijk met zijn arm te
zwaaien en te roepen. Follow me! Inderhaast
gedag zwaaiend naar onze arbeider en zijn vriend, die ons blijkbaar overdroeg
aan de kale man, volgde ik het grijze Peugeootje van cette kale man. Een belachelijk smal en steil weggetje, een paar
nare bochten: en dáár stond dan Verí. We werden meteen onder het afdak van de
schuur gemanoeuvreerd. Er kwamen zelfgebakken koekjes en zelfgemaakte
wijnlikeur. Levensgevaarlijk spul; volstrekt geen alcoholsmaak of -geur.
We werden uitgenodigd voor het dorpsfeestje van de avond;
een concert van vier alleraardigste jongedames die afwisselend Sloveense –
volstrekt onverstaanbaar – en jaren-70 ABBA en aanverwante liedjes ten gehore
brachten. Het was koud, de sfeer hooguit lauw maar de grote grijns van Verí was
het waard. Naderhand nog een drankje gedaan in een koffiehuis / café. Rum-Cola
voor Verí, grote bel witte wijn voor de vrouw, halve liter prima bier voor
ondergetekende en twee glazen gesmolten chocolade (heus, moest met een lepel
gegeten die Hot Coco). En dan wisselgeld terug krijgen van 10 euro.
Verí is een pre-pensionado. Over een half jaar is hij
gepensioneerd, net als zijn vrouw – zij is al vijf jaar met pensioen. Beide
zijn 59 jaar. Hun kinderen zijn volwassen; ze wonen in Ljubljana en Triëste.
Onlangs heeft zijn dochter een zoon gekregen. Opa zijn bevlt Verí uitstekend.
Zijn “camperplaats” (er kunnen hooguit, met veel gedoe want
stoepje, drie campers heel krap naast elkaar staan) heeft geen voorzieningen,
buiten stroom. De wifi en badkamerfaciliteiten zijn ín zijn huis, ter
beschikking op aanvraag. De omgeving en zijn hartelijkheid echter maken dat hij
een 9,4 gemiddeld scoort op Campercontact en dat vrijwel iedereen, die net als
wij voor maar één nacht komt, er minstens twee blijft – net als wij.
Verí is de (volgens mij zelfbenoemde) gids van het stadje.
Hij is er niet geboren maar woont er al 35 jaar. Hij gaat straks met ons
wandelen door het dorp – of fietsen, dat is me nog niet helemaal duidelijk. Hij
wil na zijn pensioen zijn hobby maken van voorbijtrekkende campers, met wat
meer plek en faciliteiten dan nu. Er wordt, kort gezegd, op ons geoefend.

En nu heb ik nog geeneens verteld over de 52-jarige Peter, die-hard Beatlesfan uit Liverpool, die met zijn ouwe dikke Mercedes en joekel van caravan op verzoek van zijn 27-jarige (tweede...) vrouw met een bloedvaart door Frankrijk is geraced. Met een kruisje aan de binnenspiegel. Zodat ze niet door terroristen gedood zouden worden. Met hun dochtertje Eleanor (ja, van Rigby). De groeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten