zondag 14 augustus 2016

Slovenië: Naar Bovec. Eerste conclusies.

Ik moet maar eens wat gaan vinden van Slovenië. We rijden nog door Triglav Nationaal Park morgen of overmorgen, als ik de gidsjes geloven mag het mooiste deel van Slovenië. Toch hoef ik daar niet op te wachten; dat het hier mooi is, dat hebben we gevoeglijk al uitgebreid kunnen vaststellen. Het is prachtig. Het landschap is gevarieerd, het platteland dat we gezien hebben in de regio Bled en Ljubljana lieflijk en vriendelijk, met aardige mensen en goede infrastructuur. Elk dorp is schoon, heeft zijn standaard witte kerkje net boven het maaiveld en voldoende oude gebouwen om het aanzicht historie te geven. Er is vrijwel geen nieuwbouw en als die er wel is, is de bouwstijl traditioneel. Dat is misschien maar goed ook; Ljubljana is in de Tito-tijd aardig verpest door nare jaren-70 kantoorarchitectuur op de lelijkst mogelijke plaatsen.

Het westelijk deel, waar we nu zijn,  laat een wat ander beeld zien. Veel winkelloze gehuchten, zelfs geen bakker te bekennen, en daartussen  toeristendorpen vol hippies en hipsters. Daar zit, ondanks de sterke gelijkenis in benaming, nogal wat verschil in. 

De hippies zijn voorzien van rasta's en reizen in oude zelfbeschilderde Renault-busjes. Ze zijn erg jong. De jongens hebben vlassige pogingen tot baardgroei, de meisjes rare zonnebrillen. Ze hangen wat rond op de meer alternatieve campsites of zo maar in het wild.  Of ze staan een beetje ongemotiveerd te liften hier en daar. Ze kamperen in muffe oude tentjes en lopen te blowen en te loven en peacen en zo. 

De hipsters lopen relaxed te wezen - met schijnbaar achteloze gestylde baardjes (niet te verwarren met de hippievlasbaard), tjokvol semi-kunstzinnige tattoo's -  of ze rijden rond op peperdure mountainbikes. Zij doen inkopen in de vele natuurwinkeltjes vol onbespoten en derhalve dus overpriced pokdalige paprika's en lelijke komkommers. Ze reizen in afgeragde stationcars óf in opzichtig goed gerestaureerde VW-busjes. Wij keutelen daar vrolijk tussendoor in ons grote witte monster, alleen op campings staat er af en toe een modernere camper. De meeste campings aan deze kant van het land zijn echter vooral voor de sportieve medemens, die wil raften, kajakken of aan canyoning en wat dies meer zij wil doen. 

De omgeving is, vooral door de onwaarschijnlijk groene Soça gecombineerd met de uit het niets oprijzende bergen - rivier, weidelandschap, BAM! berg - uniek. Het weer werkt nogal mee; strakblauwe lucht, warme dagen, koele nachten. Reizen is geweldig; de wegen zijn goed en veilig, mooie uitzichten om de hoek, stijgen en dalen is zoals altijd vermoeiend rijden maar geen knotsgekke hellingen of onneembare bochten. 

De bergen om ons heen zijn nog steeds geen hooggebergte, ik neem aan dat dat in Triglav anders wordt; de Triglav is 2850 meter hoog, dáár zal toch wel eeuwige sneeuw op liggen? We gaan het zien.

Gisteren wild gekampeerd bij de Soça. Mooi plekje aan het water vlakbij zo'n hipstertent waar grote borden stonden dat je binnen die zone niet mocht overnachten; alleen voor gasten van de betreffende tent. Er mocht wel gekampeerd maar niet met campers. Dus net vóór zo'n bord gaan staan. Lilian heeft tot 21 uur aan het water gezeten, we hebben lekker geluierd en ik heb nachtfoto's geschoten. Vanochtend vroeg gaan rijden. We waren dan ook om 11 uur al geïnstalleerd in Bovec, op een populaire camping naast het "centrum" van dit stadje. Buiten goedkope - erg goede, trouwens - eettentjes en een stuk of 37 action & leisure centra, waar je je buitenactiviteiten kan boeken, is er echter niet meer te zien dan een paar souvenir-standjes en een supermarkt. De winkelbeluste dames waren dan ook wat teleurgesteld; eindelijk een stadje maar winkelen ho maar. 

Slovenië dus. Slovenië is lieftallig, vriendelijk, mooi, een soort extra zacht Oostenrijk. De bergen en rotsen zijn dermate rond en zachtaardig dat ik oprecht verrast was toen ik me er gisteren aan stootte en het zeer deed. De heuvels glooien, het klimaat is mild, de bossen hebben driehonderdzevenentwintig kleuren groen - de herfst hier moet spectaculair zijn. Slovenië doet me denken aan Kuifje; er is een Kuifje-album die zich afspeelt in een verzonnen land - Syldavië. De naam van dat album is "De Scepter van Ottokar".  Nog drie andere albums spelen zich deels af in Syldavië.

(WIKIPEDIA:) Syldavië is een klein land. Het totale inwonertal wordt gesteld op 642.000, waarvan 122.000 in de hoofdstad Klow. Andere steden zijn Sbrodj, Tesznik, Niedzdrow, Istow, Dbrnouk en Zlip. Het voornaamste exportproduct van de Syldaviërs is mineraalwater.

Het lijkt hier sprekend op Syldavië. Je verwacht eigenlijk dat de bevolking zich de hele tijd in klederdracht, met ossenkarren mest vervoerend, vrolijk door het leven slaat en dat de moderne tijd hier niet echt zal aanslaan. 

Daar is ook mijn probleem in beeld. We hebben het hele land gezien - het is half zo groot als Nederland, dus zo moeilijk was dat niet. Slovenië is een toeristisch Madurodam; piepklein, overzichtelijk en, het spijt me, meest dodelijk van alles, schattig. Het ontbreekt hier aan rauwheid en onvoorspelbaarheid, aan het gevoel dat om de hoek iets spannends kan gebeuren. De bergen zijn leuk hoog en erg mooi maar niet imposant of angstaanjagend. De bevolking is vriendelijk en behulpzaam maar onpersoonlijk en beleefd afstandelijk, formeel. Natuurlijk niet allemaal de hele tijd maar toch. Het hele land voelt een beetje aan als een museum, alsof je verzeild bent geraakt in The Sound Of Music. Über-Oostenrijk. Heppiedepeppie niksaandehand. Elk raam heeft een bak begonia's hier. Ik word er kotsmisselijk van. Ik wil veel te smalle, slechte wegen; ik wil rauwe rotsen aan de kust waar vette zoute golven op stukslaan. Bergen die er uit zien alsof ze je willen vermoorden. Rivieren die zwart zijn, dreigend en schuimend, niet met rolkeien maar met zand en klei, die je verzwelgen als je erin lazert. Kampeerplekken waar helemaal niemand staat, misschien wel omdat niemand daar wil staan of omdat je er bijna niet kan komen. Moeilijk verstaanbare ruwe mensen die je helpen als het moet en je met rust laten als er niks is. Die stuurs voor zich uit kijkend ongeschoren de zee bevechten. Met dik eelt op hun handen de grond openrijten met een ploeg met een paard ervoor. Zoiets, dan.

Ik wil naar Normandië, ik wil naar Wales of Schotland, ik wil naar de Pyreneeën.

Doe me anders maar snoeiende hitte met als enige schaduw te lage olijfbomen in een land waar het bier niet te hachelen is. Waar niemand een woord over de grens spreekt. Waar je doodgestoken kan worden door hordes muggen en binnen twaalf seconden na zonsopkomst begint te verbranden.

Ik wil naar Toscane, ik wil naar de Provence, ik wil naar Andalusië. Desnoods Kroatië. Hoewel dat ook een pokkenland is - maar om heel andere redenen.

Alles is beter dan deze aanstaande bejaardensoos-hel, die ons lokt met lage horecaprijzen en lieflijke landschappen vol would-be actievelingen, die net als in het verdoemde Luxemburg doen alsof het gevaarlijk is om van een rots af te zakken met drie touwen en vier professionele gidsen eromheen. 

Maar verder is het heel aardig hier, hoor.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten