dinsdag 18 juli 2017

Zuid-Europese toestanden

Veerboten zijn hogedrukketels van de lokale cultuur. De douane in Frankrijk, op weg naar het Verenigd Koninkrijk, is een goed voorbeeld – zo onbeschoft en ongeïnteresseerd mogelijk op je klanten reageren is daar het devies. Ook het personeel van de ferry zelf is aan de Franse zijde op zijn zachtst gezegd weinig vriendelijk. Dat maakt de warme beleefdheid van de Britse medewerkers des te opvallender. Bij dat contrast voelen beide helften zich blijkbaar het prettigst, in al de jaren dat ik er gebruik van maak heb ik daar nooit enige verandering in waargenomen.

De veerboot van Ancona naar Igoumenitsa is een aanbevelenswaardige belevenis. Twee zuid-Europese culturen lopen daar door elkaar heen. En niet de minste; de Romeinen en de Spartanen zijn samen verantwoordelijk voor het ordentelijk uit- en inschepen van de grootste veerboten van Europa. Twee keer per dag. Wij mochten mee op de Cruise Olympia.

De chaos en onbegrijpelijke puinhoop die dit met zich meebrengt – twee keer per dag – is met geen pen te beschrijven. Uit de buik van het monster komen onmogelijke hoeveelheden vrachtauto’s, campers, personenauto’s – met of zonder caravan- maar ook, en dat was nieuw, voetpassagiers. En niet een paar.

De eerste vrachtauto’s komen achteruit – jawel, áchteruit – van het schip. Hierna volgt een pandemonium van voertuigen. Nou kennen we dat wel. Wat nieuw is, is de onregelmatigheid waarmee dat gebeurt. Na minutenlang vrachtwagens te hebben uitgebraakt volgen er minuten waarin niets lijkt plaats te vinden. Er gaat een streep auto’s aan boord – mooi, we gaan inschepen. Hé, daar moet een auto terug. Want er komt ineens een vrachtwagen van het schip. En twaalf campers. Tegelijk met honderd voetgangers volgehangen met bagage – maar daarover later meer. Dwars door elkaar wordt er in- en uitgescheept, over twee smalle banen die dan weer beide in gebruik zijn voor uitrijdende voertuigen en dan weer beurtelings door – nou ja u snapt het wel.

Wij waren vroeg ter plaatse. Inchecken in de haven bij de balie – alles wat je je voorstelt bij een zweterig stinkend havenkantoor vol opgefokte zuid-Europeanen die met handen, voeten, gebaar en mimiek hun persoonlijke leed trachtten over te brengen- het was er. Wat ik er van begreep is het de gewoonte om zo goedkoop mogelijk te boeken – dekplaatsen dus – en dan op het laatste moment te upgraden naar cabines, die er voor een paar centen uit gaan als ze niet vooraf geboekt zijn. Er werd dus bijna gevochten om als eerste bij de – overigens behoorlijk onverstoorbare – baliemedewerkers te geraken. Vette pech; alles volgeboekt, geen hutten beschikbaar. Theater eerste klas volgde hierop – je verwacht toch niet dat ik met mijn bloedjes op het dek ga slapen? Enzovoorts. Daar kwam de reden van de onverstoorbaarheid der medewerkers tevoorschijn – vaker met dit bijltje gehakt. Sorry but sorry.
Door mijn jongste dochter slim in een andere rij te posteren – niet geheel naar haar zin – kon ik de drammert vóór mij rechts inhalen. De borende blikken der Mediterranen achter mij negerend heb ik mijn voucher ingeleverd en stond ik, na drie kwartier wachten, binnen vijf minuten weer buiten. Immers wél gereserveerd. Bovendien ben ik hier een reus, iedereen is kleiner dan ik.

Aan boord komen was evenmin eenvoudig. Het schip vaart niet alleen naar Igoumenitsa maar daarna verder naar Patras – wat meebrengt dat slim stapelen der voertuigen wellicht goed rendeert. De Igoumenitsa’s moeten er als eerste uit dus ook als eerste in; in het schip namelijk draai je op het eind tot je weer (bijna) naar buiten rijdt.

Mooi niet. Een ondoorgrondelijk systeem plaatste ons, als vroegkomers, hoopgevend dicht bij het schip, met uitzicht op de ingang. Waarna we als laatsten het schip in mochten, naar een apart dekje voor Igoumenitsa. Dwars geparkeerde, achteruit ingestoken, op millimeters van elkaar staande voertuigen.

O ja, de twee uur vertraging die bij het inchecken werden aangekondigd werden er drie.
Op het schip gaat de chaos doodleuk door. De mensen zonder cabine – onwaarschijnlijk veel, de inspecteur voor veiligheid in Nederland zou een acute hartverzakking krijgen – gaan in de gangen en hallen van het schip hun kampement opslaan. Luchtbedden, slaapzakken, tentjes – ja echt – worden in hoeken geplaatst. En achtergelaten – er moet gerookt worden en dat mag alleen aan dek, Godzijdank. Ie-der-een rookt. En niet af en toe een sigaret. Onafgebroken paffend, etend, drinkend, bier zwelgend, zwetend – want heet en weinig ruimte – en derhalve stinkend golft de volgetatoeëerde massa om je heen. Zeshonderdrieentwintig talen, dialecten, varianten – allemaal onverstaanbaar. En allemaal zo luid mogelijk. En – onvermijdelijk - Duits natuurlijk.

De verbindingsgangen in het middenschip – dus tussen de stuurboord- en bakboordgang, vluchtgangen waaraan geen hutten gelegen zijn- liggen vol met gezinnen die de doorgang volledig barricaderen. Daar zie je de voetgangers volbehangen met bagage. Koelboxen, rugzakken, picknick-kleedjes, kinderbedjes, luchtbedden, maxicosi’s, koffers, sporttassen, kinderwagens – hier en daar een hond. Ik zag een wasrekje staan met sokken en kinderkleding.

Op het dek is het niet anders. Het zwembad staat droog. Een gammel net moet verhinderen dat mensen (niet iedereen is volledig nuchter hier) in het diepste deel lazeren – toch zo’n 2 meter diepe betonnen bak. Mensen in mummieslaapzakken liggen om zeven uur ’s avonds bij gebrek aan geld en activiteiten al bij bosjes tegen elkaar gekropen een poging te doen om te slapen. Verderop een stel (Bosnische?) hippies met een gitaar luidkeels “Whe Shall Overcome” blèrend tegenover een chagrijnig stel met een héél klein baby’tje- in de wind, terwijl de spray van de zee al langzaam het beddengoed genadeloos aan het doorweken is. En dan moet het nog donker worden. Terwijl er maar een klein stukje verderop een stel halve zolen met een gelukkig gemuilkorfde enorme vechthond liep te worstelen – nauwelijks onder controle, dat beest.

Dan maar naar de Elite Lounge – een iets té efficiënt met airco bewerkte ruimte (gewoon koud dus) met een piepklein podium waarop een sneue artiest Wish You Were Here met een bandje – ik bedoel dus een cassettebandje -  als begeleiding zat aan te randen. Het zou mij niets verbazen als de arme man na zijn set pardoes over de reling van de Cruise Olympia is gestapt. Wat een treurigheid.

De hut daarentegen was comfortabel en ruim, we hadden drie bedden geboekt en kregen er vier – het meegebrachte luchtbedje en de slaapzak waren overbodig. Daar bijna alle toiletten aan boord defect waren – en de wachtrijen voor de nog wél functionele en waarschijnlijk buitengewoon onfrisse sanitaire faciliteiten ellenlang waren – waren we zeer verheugd over ons eigen pleetje en de comfortabele douche.



Ontschepen ging overigens verrassend vlot en van de camping hebben jullie al een fotootje of wat gezien. Morgen begint het echte werk. Op naar Meteora, dan richting Albanië. Tot ooit. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten