Oost-Europa is geen 1500 maar wel 15000 kilometer bij ons
vandaan. Ik zit nu al twee dagen in Montenegro na te denken over hoe ik in
Godsnaam de reis enig recht doe.
Het is morgen een week geleden dat we Meteora verlieten.
Het lijkt wel een maand. We zijn inmiddels de Grieks-Albanese, Albanees-Macedonische,
Macedonisch-Kosovaraanse, Kosovaraans-Albanese en Albanees-Montenegrijnse grens
overgestoken. Wachttijd bij de grenzen bij elkaar opgeteld denk ik zo’n vier uur.
Meest memorabel tot nu toe: de hoofdstad van Macedonië, Skopje.
Midden in de stad ligt, tegenover het Holiday Inn hotel, een grote bewaakte parkeerplaats,
een hobbelige asfaltplaat vol kuilen, die als camperplaats dienstdoet. Bij 42
graden stinkt de verderop voor de bewakers neergezette port-a-potty behoorlijk,
weten we inmiddels uit ervaring. Anderzijds, midden in een stad voor 5 euro per
24 uur staan met 7 meter camper, daar mag je ook weer niet te hard over mopperen.
Supermarktje met airco ertegenover – iedereen wilde steeds boodschappen doen.
Skopje is een bruisende moderne stad vol enorme
standbeelden, fonteinen en/of een combinatie van beide. Mooie moderne gebouwen
met een tikje oriëntaals aandoende architectuur staan soms letterlijk te flonkeren
in de zon. Men is hier nogal dol op glitter en glamour. Dat resulteert onder
andere in zilveren en fel koper-gouden daken. De kolossale standbeelden zijn
van een Stalinistische heroïek; zwaar besnorde breedgeschouderde helden op
reusachtige paarden trekken ten aanval. Of wijze bebrilde mannen met puntige
baardjes zitten aan weerszijden van een kopie van de Arc de Triomphe verstandig
de toekomst in te staren. Als een soort boekensteun.
Je merkt dat je niet in West-Europa bent. Om te beginnen
is iedereen erg vriendelijk, wat in onze grote steden niet altijd het geval is
(eigenlijk zijn alle stedelingen in onze omgeving lompe eikels, zeker tegen
opzichtige toeristen zoals wij). Wij, gezin van blonde reuzen – ook de kinderen
zijn groter dan alle vrouwen hier – worden nogal nagekeken. In Skopje viel het mee,
tenminste buiten de Bazaar. Maar heel Macedonië, Albanië en Kosovo heeft nu nóg
pijn in de nek van het omkijken.
Skopje is ook een oude prachtig versleten traditioneel
Islamitische stad met smalle winkelstraatjes waar onwaarschijnlijk veel
juweliertjes in gevestigd zijn die bling verkopen waar een uit de hand gelopen
Amerikaanse pimp zich kapot voor zou schamen – 50 Cent zou zeggen dat je het
ook kunt overdrijven. De juweliers worden afgewisseld met boetiekjes waar
jurken verkocht worden die pijn aan je kiezen doen, zó zoet en zuurstokkleurig.
Je zou dus verwachten dat de vrouwen rondlopen in Cinderella-jurken die blinken
in de zon en volbehangen zijn met
oogverblindende schmuck – maar dat is dan toch ook weer niet zo.
Het blijkt dat we in een lokale toeristenval zitten.
Zoals de mergelblokjes, parapluutjes en boterhambakjes met Groeten Uit Valkenburg
horen bij onze lokale kitsch, zo hier de sieraden- en feestjurkenparade.
Eén zijstraatje verder echter kom je áchter de
hoofdstraat uit. En daar wordt het leuk. Ik kocht een handgemaakte stalen
barbecue voor de lieve somma van 10 euro van tegen elkaar afbiedende
ijzerbewerkers. Daartussen zaten in pandjes nauwelijks groter dan Harry Potters
bezemkast complete smederijtjes, we kwamen langs een bontbewerker waar de
gevilde beesten gewoon buiten hingen, mét kop – Wakker Dier zou er niet blij
van worden. Slagers staan halve koeien met hakbijlen te bewerken; in de etalage
hangen vier volledige runderhammen, je kunt aanwijzen welk stukje je wilt.
Overal op straat zijn kleine fonteintjes waar iedereen drinkt
of zich even opfrist; soms vult er een gesluierde dame een jerrycan. In de
koffiehuizen en op straathoeken overal groepjes besnorde mannen die de lokale
roddels doornemen. Een knots van een Grieks-Orthodoxe priester baant zich
moeizaam een weg door de smalle stegen; het wordt hem niet gemakkelijk gemaakt,
iedereen wil een hand en een praatje. Het ruikt overal naar houtskoolvuur en
gegrild vlees, ook al is het pas half tien in de ochtend.
Boven je hoofd hangen – veel te laag – enorme bossen
onontwarbare elektriciteitsdraden; zodra je omhoog kijkt zie je een horizon vol
kerken en moskeeën, dwars door elkaar. Honden achtervolgen je stratenlang; ze
zijn geoormerkt maar duidelijk van niemand, bij winkels worden ze weggejaagd.
Ze zoeken bescherming bij grote blonde alfamannetjes – ik had er op een gegeven
moment drie die wel een half uur met me meeliepen. Ze worden niet geschopt door
de winkeliers als ze met een toerist meelopen, is mijn theorie.
En dan moet de bazaar nog komen. Alsof je het
Midden-Oosten binnenwandelt. Kunstige bergjes veelkleurige gemalen kruiden,
paprika’s in alle soorten en maten, komkommers manshoog opgestapeld. Manden,
potten, pannen, kisten, dozen, knopen, stoffen – van glitter tot tapijtdik – planten,
bloemen, kleden, garens en touw. Zó dicht bij elkaar dat ertussen lopen een
kunst op zichzelf is. Met soms steels kijkende, dan weer breeduit (tandeloos)
glimlachende verkopers in alle leeftijden. Niemand die je probeert iets op te
dringen, enkel mensen die blij zijn wanneer je wat belangstelling hebt voor ze.
Die trots gaan staan kijken als je een foto maakt.
Niemand verstaat je, niemand spreekt iets anders dan de
lokale taal in de Bazaar. Dat in tegenstelling tot de rest van de stad en Macedonië;
Engels en Duits, rudimentair, maar ze verstaan je en je kunt iets van gedachten
uitwisselen.
Nou wist ik niet waar ik moest beginnen met dit blog en
nu weet ik weer niet waar ik moet stoppen.
Meloenen dan. Wie moet in Godsnaam al die meloenen opeten?
In Griekenland, Macedonië en Kosovo kun je geen vijf meter rijden zonder dat er
aan weerszijden van wat ze hier straten noemen een kraampje is met een
onwaarschijnlijke hoeveelheid enorme watermeloenen. Maar dan écht veel. Zo
groot als een rond krat bier, bij gebrek aan een beter beeld. Twee keer zo hoog
gestapeld als de kinderen die erbij staan om ze te verkopen. Kosten tussen de
10 en 20 eurocent per kilo. We hebben er één gekocht – vijf kilo meloen, een
kleintje dus, voor 85 eurocent. Na een week met zijn vieren meloen eten de resterende
helft weggegooid.
Over die wegen gesproken. Mocht ik over de wegen in het
zuidoosten van de Verenigde Staten geklaagd hebben 6 jaar geleden, bij deze een
welgemeend excuus aan die paradijselijke bestrating.
Het belangrijkste kenmerk van de wegen hier is het gebrek
aan rand. Er zit geen gedefinieerd begin aan de zijkanten. Dat leidt ertoe dat
iedereen overal – ver van die rand, richting midden – parkeert. Liefst dubbel.
Het betekent ook dat je dus best een kraampje deels op de weg kunt zetten, dat
auto’s daardoor allemaal in het midden gaan rijden – van beide kanten dus – en dat
er met ware doodsverachting wordt geprobeerd je om zeep te helpen. Meermaals.
Per uur. Deze mensen sterven met een buik vol meloen bij de bosjes op de wegen
hier, dat kan niet anders. Werkelijk suicidale waanzin, niemand geeft
voetgangers op zebra’s voorrang, laat een ander invoegen en de claxon wordt
heus meer gebruikt dan het knipperlicht.
Nog zoiets. Het is pas 17 jaar geleden dat in deze
streken de vrede uitbrak en alle etnische groepen de wapens neergelegd hebben
na wat een buitengewoon wreed en bloederig conflict was, een ouderwetse
stammenoorlog. Geloof, afkomst, taal, alles was een reden om op de ander te
schieten. Mijn land moet gezuiverd van (vink hier aan) Albanezen, Moslims,
Bosniërs, Serven, Kroaten, Christenen, ik ben trots op mijn (streep hier door)
afkomst / geloof / beide.
In deze werkelijk verpletterend mooie landen, dunbevolkt,
met uitgestrekte natuurgebieden – groot genoeg om weer wolven en beren tegen te
komen tegenwoordig – die hun weerga qua schoonheid en variatie niet kennen in
Europa – is tot de dood gestreden om lapjes grond. Nu heeft iedereen min of
meer het lapje dat hij wil, met daarop de populatie zoals hij vindt dat die
eruit moet zien. Vandaar vrede.
Wil iemand mij nu eens uitleggen waarom ze vervolgens zo’n
achterlijke teringzooi maken van hun natuur? Het is werkelijk om te janken. Ik
heb op een populaire picknickplek een vrouw haar baby zien verschonen en haar vervolgens
achteloos de Pamper in de struiken te zien flikkeren (wegwerpluier). Bespottelijke bergen plastic zwerfafval echt overal
– de mooiste plekjes waar je maar even kunt stoppen met de auto liggen
werkelijk bedolven onder een dikke laag troep.
Ik sprak in Kosovo een Franssprekende aboriginal; hij
werkt in Brussel en was op vakantie. Hij noemde het ”Pas de education culturel
ici” en ergerde zich er tegenwoordig ook aan; nog maar drie jaar geleden, toen
hij uit Kosovo vertrok, was het hem nooit opgevallen. En toen was het ook al
een zootje.
Prizren is de tweede stad van Kosovo. Het land Kosovo is
nog door veel landen niet erkend maar in feite wel een zelfstandige staat; het
wordt nog steeds bewaakt door veiligheidstroepen van de Europese Unie, KFOR. We
hebben er geluncht. Weinig militair vertoon – maar ze zijn er wel,
helikoptertje hier, jeepje daar. Aardige mensen, mooi weer, lijkt weinig
bijzonders. Tot je je realiseert dat werkelijk elk gebouw met enige culturele
verbinding dan wel religieuze waarde nog maar 15 jaar geleden met de grond
gelijk gemaakt is geweest en alles er nu weer staat alsof er nooit wat gebeurd
is.De dakbedekking is opvallend nieuw, dat is alles.
Goed. We hebben nu drie dagen zitten bijkomen op een
camping in Ulcinj, Montenegro. De wifi is k#t, de stroom 16 ampére (dat is
goed) maar slechts 190 volt (dat is niet zo goed). Waarom in Montenegro? Voor wie
nog een plan zoekt voor “Ik Vertrek”: er zijn geen - ik herhaal géén – campings te
vinden in Albanië en Kosovo. In Macedonië, bij de grote meren, zitten er een
paar maar ook daarvoor geldt dat je goed moet zoeken. Vandaar dat we vanuit
Kosovo via Albanië naar Montenegro zijn gereden; morgen gaan we terug naar
Albanië om in de boot te nemen in Komani, een rivierferry waar we met de camper
op kunnen en die vier uur door canyons vaart op weg naar Fierze. Vanuit Fierze
rijden we via Kosovo weer de Albanese Alpen in om daarna definitief (opnieuw
via Montenegro) door te gaan richting Kroatië – Dubrovnik, misschien Sarajevo,
Split. Die Albanese Alpen, dat schijnt heel wat te wezen. Ik hou jullie op de
hoogte.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten