zondag 14 augustus 2016

Slovenië: Naar Bovec. Eerste conclusies.

Ik moet maar eens wat gaan vinden van Slovenië. We rijden nog door Triglav Nationaal Park morgen of overmorgen, als ik de gidsjes geloven mag het mooiste deel van Slovenië. Toch hoef ik daar niet op te wachten; dat het hier mooi is, dat hebben we gevoeglijk al uitgebreid kunnen vaststellen. Het is prachtig. Het landschap is gevarieerd, het platteland dat we gezien hebben in de regio Bled en Ljubljana lieflijk en vriendelijk, met aardige mensen en goede infrastructuur. Elk dorp is schoon, heeft zijn standaard witte kerkje net boven het maaiveld en voldoende oude gebouwen om het aanzicht historie te geven. Er is vrijwel geen nieuwbouw en als die er wel is, is de bouwstijl traditioneel. Dat is misschien maar goed ook; Ljubljana is in de Tito-tijd aardig verpest door nare jaren-70 kantoorarchitectuur op de lelijkst mogelijke plaatsen.

Het westelijk deel, waar we nu zijn,  laat een wat ander beeld zien. Veel winkelloze gehuchten, zelfs geen bakker te bekennen, en daartussen  toeristendorpen vol hippies en hipsters. Daar zit, ondanks de sterke gelijkenis in benaming, nogal wat verschil in. 

De hippies zijn voorzien van rasta's en reizen in oude zelfbeschilderde Renault-busjes. Ze zijn erg jong. De jongens hebben vlassige pogingen tot baardgroei, de meisjes rare zonnebrillen. Ze hangen wat rond op de meer alternatieve campsites of zo maar in het wild.  Of ze staan een beetje ongemotiveerd te liften hier en daar. Ze kamperen in muffe oude tentjes en lopen te blowen en te loven en peacen en zo. 

De hipsters lopen relaxed te wezen - met schijnbaar achteloze gestylde baardjes (niet te verwarren met de hippievlasbaard), tjokvol semi-kunstzinnige tattoo's -  of ze rijden rond op peperdure mountainbikes. Zij doen inkopen in de vele natuurwinkeltjes vol onbespoten en derhalve dus overpriced pokdalige paprika's en lelijke komkommers. Ze reizen in afgeragde stationcars óf in opzichtig goed gerestaureerde VW-busjes. Wij keutelen daar vrolijk tussendoor in ons grote witte monster, alleen op campings staat er af en toe een modernere camper. De meeste campings aan deze kant van het land zijn echter vooral voor de sportieve medemens, die wil raften, kajakken of aan canyoning en wat dies meer zij wil doen. 

De omgeving is, vooral door de onwaarschijnlijk groene Soça gecombineerd met de uit het niets oprijzende bergen - rivier, weidelandschap, BAM! berg - uniek. Het weer werkt nogal mee; strakblauwe lucht, warme dagen, koele nachten. Reizen is geweldig; de wegen zijn goed en veilig, mooie uitzichten om de hoek, stijgen en dalen is zoals altijd vermoeiend rijden maar geen knotsgekke hellingen of onneembare bochten. 

De bergen om ons heen zijn nog steeds geen hooggebergte, ik neem aan dat dat in Triglav anders wordt; de Triglav is 2850 meter hoog, dáár zal toch wel eeuwige sneeuw op liggen? We gaan het zien.

Gisteren wild gekampeerd bij de Soça. Mooi plekje aan het water vlakbij zo'n hipstertent waar grote borden stonden dat je binnen die zone niet mocht overnachten; alleen voor gasten van de betreffende tent. Er mocht wel gekampeerd maar niet met campers. Dus net vóór zo'n bord gaan staan. Lilian heeft tot 21 uur aan het water gezeten, we hebben lekker geluierd en ik heb nachtfoto's geschoten. Vanochtend vroeg gaan rijden. We waren dan ook om 11 uur al geïnstalleerd in Bovec, op een populaire camping naast het "centrum" van dit stadje. Buiten goedkope - erg goede, trouwens - eettentjes en een stuk of 37 action & leisure centra, waar je je buitenactiviteiten kan boeken, is er echter niet meer te zien dan een paar souvenir-standjes en een supermarkt. De winkelbeluste dames waren dan ook wat teleurgesteld; eindelijk een stadje maar winkelen ho maar. 

Slovenië dus. Slovenië is lieftallig, vriendelijk, mooi, een soort extra zacht Oostenrijk. De bergen en rotsen zijn dermate rond en zachtaardig dat ik oprecht verrast was toen ik me er gisteren aan stootte en het zeer deed. De heuvels glooien, het klimaat is mild, de bossen hebben driehonderdzevenentwintig kleuren groen - de herfst hier moet spectaculair zijn. Slovenië doet me denken aan Kuifje; er is een Kuifje-album die zich afspeelt in een verzonnen land - Syldavië. De naam van dat album is "De Scepter van Ottokar".  Nog drie andere albums spelen zich deels af in Syldavië.

(WIKIPEDIA:) Syldavië is een klein land. Het totale inwonertal wordt gesteld op 642.000, waarvan 122.000 in de hoofdstad Klow. Andere steden zijn Sbrodj, Tesznik, Niedzdrow, Istow, Dbrnouk en Zlip. Het voornaamste exportproduct van de Syldaviërs is mineraalwater.

Het lijkt hier sprekend op Syldavië. Je verwacht eigenlijk dat de bevolking zich de hele tijd in klederdracht, met ossenkarren mest vervoerend, vrolijk door het leven slaat en dat de moderne tijd hier niet echt zal aanslaan. 

Daar is ook mijn probleem in beeld. We hebben het hele land gezien - het is half zo groot als Nederland, dus zo moeilijk was dat niet. Slovenië is een toeristisch Madurodam; piepklein, overzichtelijk en, het spijt me, meest dodelijk van alles, schattig. Het ontbreekt hier aan rauwheid en onvoorspelbaarheid, aan het gevoel dat om de hoek iets spannends kan gebeuren. De bergen zijn leuk hoog en erg mooi maar niet imposant of angstaanjagend. De bevolking is vriendelijk en behulpzaam maar onpersoonlijk en beleefd afstandelijk, formeel. Natuurlijk niet allemaal de hele tijd maar toch. Het hele land voelt een beetje aan als een museum, alsof je verzeild bent geraakt in The Sound Of Music. Über-Oostenrijk. Heppiedepeppie niksaandehand. Elk raam heeft een bak begonia's hier. Ik word er kotsmisselijk van. Ik wil veel te smalle, slechte wegen; ik wil rauwe rotsen aan de kust waar vette zoute golven op stukslaan. Bergen die er uit zien alsof ze je willen vermoorden. Rivieren die zwart zijn, dreigend en schuimend, niet met rolkeien maar met zand en klei, die je verzwelgen als je erin lazert. Kampeerplekken waar helemaal niemand staat, misschien wel omdat niemand daar wil staan of omdat je er bijna niet kan komen. Moeilijk verstaanbare ruwe mensen die je helpen als het moet en je met rust laten als er niks is. Die stuurs voor zich uit kijkend ongeschoren de zee bevechten. Met dik eelt op hun handen de grond openrijten met een ploeg met een paard ervoor. Zoiets, dan.

Ik wil naar Normandië, ik wil naar Wales of Schotland, ik wil naar de Pyreneeën.

Doe me anders maar snoeiende hitte met als enige schaduw te lage olijfbomen in een land waar het bier niet te hachelen is. Waar niemand een woord over de grens spreekt. Waar je doodgestoken kan worden door hordes muggen en binnen twaalf seconden na zonsopkomst begint te verbranden.

Ik wil naar Toscane, ik wil naar de Provence, ik wil naar Andalusië. Desnoods Kroatië. Hoewel dat ook een pokkenland is - maar om heel andere redenen.

Alles is beter dan deze aanstaande bejaardensoos-hel, die ons lokt met lage horecaprijzen en lieflijke landschappen vol would-be actievelingen, die net als in het verdoemde Luxemburg doen alsof het gevaarlijk is om van een rots af te zakken met drie touwen en vier professionele gidsen eromheen. 

Maar verder is het heel aardig hier, hoor.


vrijdag 12 augustus 2016

UNESCO cultural heritage site Idrija


Tegenover mij staat een grote notenboom waaronder een bankje. Daarachter een houtstapel, stookhout om de winter door te komen. Daarachter ligt de vallei van Idrija, Slovenië, een van de meest vreedzame uitzichten die ik ooit zag. Als ik naar rechts kijk zie ik één van de vier kerken van het dorp, dat 6300 zielen kent. Die bewuste kerk staat op een heuvel met een kruisgang op een tweede heuvel ertegenover. Nog nét iets hoger, er moet wel geleden worden.

We verblijven op een camperplaats voor één tot drie campers. De eigenaar is medewerker op een administratiekantoor onder aan de berg. Zijn baas hebben we gisteren ook ontmoet.

Even vooraan beginnen. Ik schreef mijn laatste post vanaf camping Miramare, Punta Sabbione, Italië. Tegenover Venetië dus. Alwaar ik gefietst heb. Met mijn gewone fiets – boodschappen ingepland, vervoert wat lastig op Jan. Het was er warm. Maar vooral ook vlak. Godzijdank.
De dag na de vorige post hebben we Venetië ook daadwerkelijk bezocht. De boottocht alleen al was een hoogtepunt, een beetje zoals de rit vanaf het vliegveld JFK naar Manhattan; wanneer zíe je het nou? Zou het zo zijn als je je voorstelt?
Ik vond Venetië prachtig. We hebben een groot deel van de dag gedwaald door steegjes en over pleintjes, die vrijwel uitgestorven waren. Bruggetjes overgestoken (trapje op, trapje af) helemaal niet zover van de loeidrukke toeristenattracties, heel rustig. Het weer was oogverblindend, om een uurtje of twee ’s middags te warm om te bewegen – gelukkig is er genoeg schaduw in de stad en zijn er overal drinkwaterbronnetjes waar de waterflesjes bijgetapt kunnen.
De winkelstraten en de grote publiekstrekkers waren stampvol. Ik neem aan dat de Venetianen net zo’n grafhekel aan toeristen hebben als Amsterdammers, ze zijn in ieder geval net zo lomp en onbeleefd tegen hun boterham als die lui in 020. Je wordt pardoes omgelopen. Zonder enige vorm van excuus rammen kleine bitchy (wel goedgeklede en goedgekapte, Italië immers) heksen zich door de mensenmassa heen, puntige elleboogjes gebruikend om gestage voortgang te bevorderen.
Natuurlijk zijn ook wij in de prijsval gestapt. Klein, wat afgelegen pleintje, pizzeria, krijtbord met alleszins acceptabele prijzen buiten en vriendelijke ober die alleraardigst glimlachend de stoelen aanschuift en de kaart voor je neerlegt? Alvast iets drinken?
Pizza 11 euro, lasagna 12 euro, spaghetti 8 euro, vissoep 16 euro. Telt u even mee? 47 euro. Toch moest ik 91 euro betalen. Drankjes staan niet op de kaart. Biertje drbij: 8,50. Wijntje, 2x frisdrank, enfin, natuurlijk was het brood 2 euro per persoon en bleek de bediening niet inbegrepen (staat echt héél klein onderaan op de kaart). Ach, je leeft maar één keer. Én heel kort, met die prijzen.

Daags erna prutweer – op pad dus. Terug naar Slovenië, daar gingen we eigenlijk naar toe en hebben we nog maar weinig van gezien. Naar een dorp dat Dornberk heet, om te overnachten op een wijngoed. Niks mis mee, veel Nederlanders hooguit. Verse perziken gestolen uit de boomgaard. Piepklein zwembadje – dicht vanwege slecht weer.

Van Dornberk zouden we naar Tolmin gaan. Dat ligt aan de rivier Soça, de smaragdgroene rivier waarvan al die mooie foto’s toeristen zoals wij naar Slovenië lokken. Er is een korte en efficiënte verbinding tussen Dornberk en Tolmin. Ik hoefde alleen maar rechtsaf onderaan de berg. De pas naar Tolmin komt dan vanzelf.
Ik ging dus linksaf, de creatieve route; we rijden er een poos op los en dan zien we wel waar we uit komen. 

Nou ligt er een aardig heuvelmassief in de weg daar, waardoor je langdurig naar het zuidoosten moet vóór je weer de kans krijgt om naar het noorden te rijden. Maar dan écht ver naar het zuidoosten. Zo kwamen we uiteindelijk weer erg dichtbij Ljubljana en de snelweg – mijn vignet is verlopen en ik ben een krent, ik vind één vignet meer dan genoeg. De binnenweg naar Tolmin echter werd door dat gecross alleen maar langer.

We kwamen uiteindelijk in Postojna uit. Daar liggen de grotten van, het zal u niet verbazen, Postojna. Al 150 jaar een attractie van jewelste. Gezien de tijd van de dag aldaar gepicknicked en de grotten bezocht.
Met een treintje – gesorteerd op taal; tot mijn verbazing was de wachttijd voor het Duitstalige treintje behoorlijk wat korter dan die voor het Engelstalige treintje – wordt het aanzienlijke gezelschap de berg in getakeld. Het is een fikse attractie, ik denk dat op een drukke dag als gisteren er misschien wel vijf- tot zevenduizend mensen door de gaten in de grond gejaagd worden.


Het treintje jakkert met een stevig vaartje omhoog door 2 kilometer gangenstelsel vóórdat de eigenlijke bezichtiging begint. Die twee kilometer geven een klein voorproefje, het is mooi maar spaarzaam verlicht en het stikt er van de stalactieten en stalagmieten. Weinig kan je voorbereiden op de hoogste ruimte, waarin de drie niveaus van het grottenstelsel in lagen zichtbaar wordt. Het lijkt op een surrealistische scéne uit de Ban van de Ring; elk moment verwacht je Orks of erger, het is enorm hoog en groot. Hetzelfde effect als me opgevallen is bij de Grand Canyon kon je hier ook weer merken; een heel grote groep mensen wordt erg stil en gaat zonder enige reden fluisteren, onder de indruk van de monumentale omvang van wat ze waarnemen. Fotograferen is een nachtmerrie; niet alleen het beroerde (gebrek aan) licht speelt daarbij een rol, sommige indrukken zijn te groot voor de foto.

Okee, half vijf in de middag en beduidend verder van onze bestemming vandaan dan toen we vertrokken. Was er geen camperplek in Idrija, die goed aangeschreven stond? Jawel, die is er. En Idrija is vlakbij. En een monumentaal dorp, dus ach, dan maar naar Idrija.
Daar aangekomen waren aantekeningen, navigatiesysteem en de campercontact-app het buitengewoon oneens. Dat leidde tot wat verhitte gesprekken in de camper en enkele – al zeg ik het zelf – memorabele stuurmansprestaties met keren op volstrekt onmogelijke plaatsen en zo.

Vastlopend in opnieuw een verkeerd straatje toonde Slovenië zich van zijn beste kant. Er kwam een arbeider thuis van zijn werk – hij had een vieze overall aan dus ik maak daar een arbeider van. Tot mijn niet geringe verbazing sprak hij heel behoorlijk Engels. Ik vroeg hem om een kampeegelegenheid – die was er volgens hem niet. Toen ik hem echter de ipad met de informatie van Campercontact gaf, sloeg hij onmiddellijk aan het telefoneren. Want Veri, díe kende hij wel; iedereen kent Verí. Met wat instructies over een plek om te keren – opnieuw een heldenprestatie, al zeg ik het zelf – wachtte hij me op om me voor te gaan in zijn Tamagotchi (zijn woorden), een Hyundai van nogal wat jaartjes oud. Luid toeterend reed hij voor me uit.

Plots stoppend, om een niet nader aangekondigd iemand in te laten stappen – die bleek de weg te weten – en meteen weer verder, opnieuw het hele dorp door, de helling op die ik eerder al eens beklommen had op. Op de rotonde – nou ja, een klein pleintje ingeklemd tussen de huizen – waar ik eerder een andere straat in was gereden stond inmiddels de volgende auto klaar. Het raam stond open; een kalende man zat hartstochtelijk met zijn arm te zwaaien en te roepen. Follow me! Inderhaast gedag zwaaiend naar onze arbeider en zijn vriend, die ons blijkbaar overdroeg aan de kale man, volgde ik het grijze Peugeootje van cette kale man. Een belachelijk smal en steil weggetje, een paar nare bochten: en dáár stond dan Verí. We werden meteen onder het afdak van de schuur gemanoeuvreerd. Er kwamen zelfgebakken koekjes en zelfgemaakte wijnlikeur. Levensgevaarlijk spul; volstrekt geen alcoholsmaak of -geur.

We werden uitgenodigd voor het dorpsfeestje van de avond; een concert van vier alleraardigste jongedames die afwisselend Sloveense – volstrekt onverstaanbaar – en jaren-70 ABBA en aanverwante liedjes ten gehore brachten. Het was koud, de sfeer hooguit lauw maar de grote grijns van Verí was het waard. Naderhand nog een drankje gedaan in een koffiehuis / café. Rum-Cola voor Verí, grote bel witte wijn voor de vrouw, halve liter prima bier voor ondergetekende en twee glazen gesmolten chocolade (heus, moest met een lepel gegeten die Hot Coco). En dan wisselgeld terug krijgen van 10 euro.
Verí is een pre-pensionado. Over een half jaar is hij gepensioneerd, net als zijn vrouw – zij is al vijf jaar met pensioen. Beide zijn 59 jaar. Hun kinderen zijn volwassen; ze wonen in Ljubljana en Triëste. Onlangs heeft zijn dochter een zoon gekregen. Opa zijn bevlt Verí uitstekend.
Zijn “camperplaats” (er kunnen hooguit, met veel gedoe want stoepje, drie campers heel krap naast elkaar staan) heeft geen voorzieningen, buiten stroom. De wifi en badkamerfaciliteiten zijn ín zijn huis, ter beschikking op aanvraag. De omgeving en zijn hartelijkheid echter maken dat hij een 9,4 gemiddeld scoort op Campercontact en dat vrijwel iedereen, die net als wij voor maar één nacht komt, er minstens twee blijft – net als wij.
Verí is de (volgens mij zelfbenoemde) gids van het stadje. Hij is er niet geboren maar woont er al 35 jaar. Hij gaat straks met ons wandelen door het dorp – of fietsen, dat is me nog niet helemaal duidelijk. Hij wil na zijn pensioen zijn hobby maken van voorbijtrekkende campers, met wat meer plek en faciliteiten dan nu. Er wordt, kort gezegd, op ons geoefend.


En zijn baas? Dat was de kalende richtingaanwijzer in de grijze Peugeot. 

En nu heb ik nog geeneens verteld over de 52-jarige Peter, die-hard Beatlesfan uit Liverpool, die met zijn ouwe dikke Mercedes en joekel van caravan op verzoek van zijn 27-jarige (tweede...) vrouw met een bloedvaart door Frankrijk is geraced. Met een kruisje aan de binnenspiegel. Zodat ze niet door terroristen gedood zouden worden. Met hun dochtertje Eleanor (ja, van Rigby). De groeten.

maandag 8 augustus 2016

Kroatië naar Italië

Zoals te doen gebruikelijk heeft Polly zo halverwege de vakantie wat nieuwe verrassingen in petto voor ons. Deze keer -na de vlucht uit de file - zette ik de camper in zijn achteruit om de gekozen kampeerplaats majestueus te bezetten. Om vervolgens de versnellingspook in mijn handen te hebben - met de camper in de achteruitversnelling.  Ik heb vast buitengewoon stom gekeken. 

Geen paniek, het ding goedgezet en de schade geïnventariseerd. Dat viel nogal mee, schrijf ik met enige bijgelovige schrik in de benen - we zijn immers nog maar 1500 kilometer van huis. Er zit een soort van mechaniekje in de pook zodat je 'm niet met 120 in de achteruit kan zetten, dat was het belangrijkste manco. Na het verwijderen van dit obsolete stuk kunststof was er voldoende ruimte om de pook weer op zijn plek te tikken. Vervolgens gefixeerd - met DUCT-tape natuurlijk. Het motto van Duct-tape kent u?

If you can't fix it with duct-tape, you didn't use enough duct-tape. 



Dus. Gefikst. Ik ga er ook gewoon mee naar Nederland terugrijden ook. Aanvankelijk af en toe een beetje tandjes poetsen bij het terugschakelen naar de tweede versnelling - maar dat heb ik onder de knie ondertussen. 

In twee etappes naar Punto Sabbioni gereden. Dit is het uiterste puntje van Lido de Jesoli, het schiereiland dat de baai van Venetië grotendeels van de Middellandse Zee scheidt. Van het eiland Krk af rijden was een bijzondere expeditie; er stak, terwijl het prachtig weer was, een noordwestelijke wind op die het rijden over de hoge brug tussen vasteland en eiland een waagstukje maakte. Zó zelfs, dat de caravans die vanaf het vasteland naar Krk wilden, de brug niet op mochten - met een ellenlange file tot gevolg. 
We hebben overnacht in Grado, Italië. Niet nadat ik echter, voor het eerst in mijn leven, een levensechte en best flinke tartufo heb gekocht in de heuvels in Kroatië, net vóór de grens met Slovenië. Er waren een paar kraampjes waar olio olivio, tartufo en aglio verkocht werd. 

Ik stopte bij een mannetje van een jaar of 75, pretoogjes en een grote brede glimlach - waarin wel een paar tanden ontbraken. De man die vóór mij aan de beurt was, stond te dralen en dus richtte de bejaarde venter zijn aandacht op mij. In zijn kraam vooral veel olijfolie, in blik en fles, met strikjes en doekjes eromheen, gearomatiseerd met stukjes zwart spul die al dan niet tartufo, truffel dus, waren. Hij begon een weids armgebaar te maken om de uitgestalde waar aan te prijzen maar zijn motoriek stokte toen hij mij in de ogen keek. Abrupt trok hij zijn arm in, draaide zijn rug naar mij toe en bukte naar een klein koelkastje, slechts één woord mompelend: Fresco.

Een oud boterhammentrommeltje met een versleten Star Wars-afbeelding kwam tevoorschijn
Inmiddels zijn ogen strak gericht op de mijne, werd het trommeltje voorzichtig - met een lichte trilling in de handen - geopend en voor mij gehouden. Een vijftal diepgekoelde zwarte truffels in maten van dikke knikker tot golfbal werd mij aangeboden. Ik moest de door mij gewenste truffel zelf pakken (golfbal - wat denk je nou zelf?), op de weegschaal leggen en in een zakje doen - mijn vingers ruiken nu nóg naar truffel. Vandaar. Dertien euro voor een stuk schimmel. Koopje. 
De supermarkt in Italië, die tot mijn verrassing open was op Zondag - in Italië is men nog steeds nogal van de Katholieke - leverde een fraai stuk Côte Du Boeuf op en goede parmezaanse kaas. Des avonds dus witte saus met roomboter, prei, parmezaanse kaas en verse truffel op brede lintpasta met erbij een stuk boeuf. Er kwamen diverse Italianen klagen dat het eten te goed rook en of ik daar mee op wilde houden. 

Camping Miramare nu. Zowaar een echte camping, pas de tweede deze reis. Aan zee. Sort of. Gratis bus naar ferry en strand. Met hagelnieuw zwembad, reeds beproefd en goedgekeurd door de dames. Mooi plekje onder de bomen. WIFI én satelliet-ontvangst, ondanks de bomen. 800 meter hiervandaan vaart de ferry naar Venezia. Moesten we morgen maar eens gaan kijken. Dan ook vast weer wat foto's.


zaterdag 6 augustus 2016

Intermezzo: Over Fietsen

 Fietsen op een racefiets. Ik heb besloten dat ik dat wil doen. 49 Jaar en 9 maanden; de BMI van een ervaren  bierdrinker en de conditie die daarbij hoort. Ik doe gemiddeld 150 kilometer per dag - in mijn Fiat Punto. Op een dun snel fietsje springen is dan ook een niet direct aanbevelenswaardige activiteit. Menigeen kiept, bezweken aan terminale zelfoverschatting, rechtstreeks de Coronary Care op - als hij mazzel heeft. Nochtans heb ik mezelf onlangs getrakteerd op een penopauzaal cadeau (ik word tenslotte 50 dit jaar) in de vorm van een (tweedehands, ik blijf een krent) Jan Janssen racefiets. Ik heb die fiets vervolgens met de nodige voorzichtigheid op onze camper geknoopt. Voor degenen die er al bij waren in Wiesbaden: u weet dat ik er lol aan heb, aan die fiets.

Fietsen op een racefiets bij 33 graden in de schaduw, dat geeft al een wat andere dimensie. Toch doet de rijwind een mens opfleuren; het lijkt minder warm, zo om een uurtje of twee in de middag, bergaf, op Krk, Kroatië, op wat waarschijnlijk de heetste dag van het jaar was. 

Bergóp fietsen op een racefiets, terwijl het 33 graden is, als ongeoefende halvegare, voegt dan weer een extra smaakje toe aan de tocht van de dag. Er komen onwaarschijnlijke hoeveelheden vocht uit je lijf sijpelen, die godsonmogelijk bij te drinken zijn. De bidon met water blijkt best smerig oud en lauw water te bevatten. Beetje spoelen, beetje spuwen, beetje semiprofessioneel over het hoofd sprayen. Lauw, daar kom ik zo nog op terug.
Onvoorbereid de weg op gaan - een vage "ongeveer" route in je hoofd, zonder afstanden te hebben bekeken en volstrekt onervaren met de genoemde omstandigheden - nu begint het op lijden te lijken. Dat was het ook. Ik heb veel geleerd over fietsen. Alle leermomenten op een rijtje. 

1. Bergaf fietsen is heerlijk maar véél lekkerder wanneer je zelf eerst de berg op gefietst bent, het is een taartje dat je hebt verdiend. Je zou bijna zeggen dat het dan allemaal de moeite waard was - maar dat is eigenlijk helemaal niet waar.
2. Lauw water voorkomt dat je je maag vol-plenst met steenkoude troep, waar je buikpijn van krijgt en misselijk van wordt; mijn beginnersfoutje (oud water in bidon) bleek een zegen in vermomming.
3. Als je op een langgerekt eiland een afdaling van enkele kilometers maakt is er geen, ik herhaal géén, bochtige omweg waarin de zojuist afgezoefde berg terug óp fietsen reuze meevalt.
4. Als je dan, tóch op zoek naar  zo'n afkort-weggetje, terechtkomt op karrensporen - met 23 mm "brede" racebandjes, in de brandende zon, tussen stof en lage olijfbomen en kilometers van alles vandaan, kun je niet ophouden met aan lekke banden te denken. Allerlei kuiltjes vol nare spitse steentjes, bergafbochtjes en brede diepe voren in de weg roepen je luidkeels toe: "Waar is je facking mountainbike, SUKKEL?"
5. U moet niet meer boos worden op eenzame racefietsers die op de weg in plaats van op het fietspad rijden. Ze zijn moe. Ze hebben het warm. Ze zweten zich halfdood. Alles doet pijn. En ze hebben dat hele fietspad niet gezien. Écht niet. En toeteren helpt pas na een auto of vijf, zes.
6. 50 kilometer op een pracht van een fietspad, parallel aan een rivier in Duitsland, begin juli, met een graadje of 22, is NIET verder dan 23 kilometer op Krk in de brandende zon.
7. Het dragen van reguliere sportschoenen in plaats van professionele click-on shoes (of hoe ze heten) is, voor beginners zoals moi, een voortreffelijk idee. Na een episode van onverbiddelijk ik-zal-het-halen-tanden-op-elkaar bergop dóórfietsen blijkt de volgende heuvel een brug te ver en is lopen ineens een veel betere optie. En naarmate je meer ploetert, loop je meer, blijkt. En dat gaat weer een stuk beter op gewone sportschoenen.
8. Langzaam verdwijnen je gedachtes. Je benen - en diverse andere regionen - doen steeds meer pijn. Elke nieuwe heuvel beneemt je de adem - die je eigenlijk nog niet terug had gevonden na de vorige. De hitte kookt je hersenen onder de verantwoorde wielrenhelm - je mocht eens aangereden worden (dat klinkt, na een poosje, best aanlokkelijk soms - koele ambulances en zo). Met het verdwijnen van je gedachtes blijft er maar weinig over. Hol, leeg, zwart gat in het hoofd dat alle ingewikkeldigheid van het leven vervangt. 

Kortom, fietsen is voor masochisten. Desondanks heb ik er nog steeds lol in. Wat dus wel zal betekenen dat ik een masochist ben. Morgen fiets ik naar de brug die Krk met het vasteland verbindt. 

Morgen verlaten we Krk (het eiland) dus. Dat wilden we vandaag al doen. Het kenmerk van vakantie is wat mij betreft toch vooral dat je niet meer precies weet waar je wanneer bent. Ik was even vergeten dat op zaterdag de huisjes / tenten / appartmensci hier van eigenaar verwisselen dus we stonden in een onafzienbare file voor de tolbrug om Krk te verlaten. Want ik was vergeten dat het zaterdag is. Dan maar niet. We zijn dus nog steeds op Krk. Na 20 kilometer de handrem weer aangetrokken (en de versnellingspook gebroken maar daarover later meer). De zonindezeezakfoto's zijn vanavond gemaakt hier; ik vind alles best. Doei. Tot snel.













woensdag 3 augustus 2016

Otok Krk - De weg naar het eiland Krk

Krk, in Kroatië, ligt er lekker bij. Zowel het eiland als de stad. Op mijn telefoon stond "33 graden, overwegend zonnig". Als dit "overwegend" zonnig is, dan wil ik "volop zon" maar niet meemaken. We hebben er nu in zes dagen zo'n twaalfhonderd kilometer op zitten en alleen de eerste dag hebben we echt een flinke ruk gereden - de eerder genoemde 640 kilometer naar Der Freistaat. 

Berchtesgaden was na twee dagen wel welletjes. We zijn er op zondag weer vertrokken, eigenlijk in de veronderstelling dat we daarmee de verkeersdrukte subliem ontlopen hadden. Dat klopte ook wel, het was druk maar het reed. We hoefden niet door de Karawankentunnel - die het grootste deel van het weekend geblokkeerd is vanwege het staatsbezoek van Vladimir Poetin aan Slovenië (fuck zie littel peepol, zey can vait). De wachttijd is opgelopen tot 5 uur - om dan met je caravan achter je Fiesta 1,0 over de pas te moeten.
De file voor de tunnel, die er eigenlijk de hele zomer staat, strekte echter ook deze zondag nog zó ver naar achteren dat we er toch in stonden. Terwijl we er af moesten. Nou heb ik een pesthekel aan dat volk dat dan over de vluchtstrook naar zijn afrit doortuft maar ik vond het dees keer zeer legitiem om dat te doen; het was immers niet mijn file. Ik wou hem graag één camper korter maken door er uit te gaan. Ik was dan ook van mening dat voor één keer ik best gebruik mocht maken van die vluchtstrook; het is dan immers een nobele daad ten opzichte van de arme kloten die wél door die tunnel moeten.
Alleen was er geen vluchtstrook. Geen meter, niks. Dát vind ik nou oneerlijk. Verplicht in andermans file. 

Net voor de grens met Slovenië ligt Ferlach, aan de voet van de Loibli Pas. De camperplaats ligt aan een kraakhelder riviertje met steenkoud water, kost 4 euro per etmaal en stroom is 1 euro per 8 uur. Het was dan ook best druk op het eind van de dag.

Dat is dan ook het enige van belang dat er te melden valt over Ferlach. De pizzeria, de shoarmatent en het Chinees restaurant zijn alle drie failliet. Echt waar, ga maar kijken. Het centrum, dat die naam niet echt verdient, ligt zieltogend te wachten op het genadeschot. Wij liepen er op zondagmiddag - in het hoogseizoen - rond etenstijd. Er was he-le-maal niemand. O nee - er zat een stelletje wat te zoenen op het enige terras dat open was. Uit de speakers klonk een Duitstalig lied uit de krochten van de schlager-hel. Hun bier was verschaald, dood net als de rest van het dorp. En toen begon het nog te regenen ook. 

Die Loibli Pas, die zou ik onthouden, mocht je ooit nog naar Slovenië rijden. Het is natuurlijk een omweg, zowel in kilometers als in tijd. Anderzijds rijdt er niemand en kost het niks, twee dingen die je van de Karawanken niet kunt beweren. Het is een mooie pas, niet ál te moeilijk te rijden - wel wat steile haarspeldbochten maar ik heb er meer gezien dan op deze pas. Ik kan tegenwoordig aardig uit de voeten met Polly. Zonder dingen te raken en zo.

Voordat we Slovenië binnentrokken hebben we het natuurgebied met de onuitspreekbare naam Tscheppasschlucht met een bezoek vereerd. Het is een natuurlijke kloof die met trapjes en trappen, bruggetjes en touwladders in diverse graden van moeilijkheid (en steilheid) te bezichtigen is. Prachtig. De hond, wat mankepotend door al te enthousiast gedol in het voornoemde riviertje in Ferlach, is achtergebleven in de camper - hij wordt nou toch echt te oud voor dit soort escapades.

Slovenië. Bled, om precies te zijn. De aangekondigde camperplaats bleek een buitengewoon slecht onderhouden parkeerplaats met een onwaarschijnlijk smerig toiletgebouwtje. Goede kant: lag naast het politiebureau. Daarnaast stond het er vol met touringcars; dat is altijd een goed teken. Die chauffeurs stellen beroving van hun dikke beurzen vol cash weinig op prijs en hebben ook liever geen beroofde / verkrachte / beide dagjesbejaarden in hun bus, dat maakt de terugweg zo ongezellig. 
De campers - 's avonds nam het aantal in korte tijd flink toe - ze stonden opgesteld in een cirkel, zoals je wel eens ziet in oude westerns. Er is dan meteen een stevige eerste lijn van defensie als de indianen aanvallen.

Bled is een archetype pittoresk stadje met kasteel op berg (gaaaap) en een meer met eiland met kasteel erop (beetje minder, maar toch: gaaap). Er was een festival aan de gang deze week, met eettentjes, lokaal geknutselde toeristentroepjes in kleurrijke kraampjes en een nogal overdone podium waar dagelijks een live-optreden van lokaal bekende artisten. Dagelijks, behalve op maandag. Het was maandag. Ook geen indianen gezien, trouwens.

Dinsdag. Verkast naar een - volkomen terecht hoog aangeschreven - camperplaats op een boerderij op een kilometer of acht van de hoofdstad. Schoon, gezellig, aardige ontvangst en om 11 uur 's ochtends het laatste vrije plaatsje voor ons. Bus naar de stad stond te wachten voor de poort. Wat wil je nog meer? Let it be Quite Fucking Cheap! En dat was 'ie ook nog.


Ljubljana. Hoofdstad van Slovenië. Om de een of andere duistere reden ook wel Laibach geheten. Ljubljana is een prachtige stad, helaas verpest door grote hoeveelheden graffiti van het lelijke soort. De straten en boulevards zijn opmerkelijk breed en licht, het riviertje dat er door heen stroomt is bedwongen met kades vol terrassen  en de compacte binnenstad staat vol fraaie oude gebouwen, vaak slecht onderhouden en - erger - geflankeerd door een afzichtelijke kantoortoren. Kasteel op berg: Check. 

In de bus op weg terug hebben we kennis gemaakt met Dave Stewart. Nee niet die van de Eurythmics; deze was uit Australië. Samen met zijn vrouw Kate en hun twee schattige dochtertjes Danica (3 en-een-half) en hoe-heet-ze-ook-weer (9 maanden) trekken ze zeven maanden door Europa. In een camper. Erg gezellige avond (biertje - en nog een) en verre vrienden erbij op Facebook. Emma mag komen au-pairen. In Sidney. 

En dan vandaag. Niet in het oorspronkelijke plan, toch gedaan: Kroatië. Wat zijn we toch een gekkerds, zo spontaan ook. Zeer vlotte reis, de grensovergang naar Kroatië is vaak een drama; vandaag een eitje. Geen hoofdweg genomen maar binnendoor, wellicht dat we daarom op een lege douanepost (Rupa) uitkwamen.

Nu dus Krk. Op het eiland Krk. Alwaar camping Krk bomvol. Maar camperplaats Krk niet; opnieuw het laatste plekje voor ons vanmiddag - het zit mee. Razendsnelle wifi - wordt overigens 's avonds door horde pubers gehijacked, ze zitten dan te gamen en bezetten het accesspoint - zodat ik dit blog nu voor de tweede keer aan het typen ben; crash gehad en de automatische (online) opslag door verbindingsprobleem niet gelukt. Kramp dus. 


Binnenkort meer over Krk en de het vervolg van de reis. 

 Note to self: op het eiland Krk, in Krk, op een camperplaats gestaan. Ulica Ivana Gorana Kovacica. Niet veel plaatsen, vroeg komen en mazzel hebben. 15 euro per nacht. Razendsnelle wifi, bier zelf tappen, loopafstand dorp en strand. Perfecte plek als je er kan staan. Alle campings in de omgeving bomvol. En loeiduur.