Nog met wat spierpijn van het sjouwen met flessen en stijve benen van het duiken met zwemvliezen - inmiddels is mijn voorlaatste duik zeker 12 jaar geleden en mijn laatste 1 dag - zijn we vandaag op pad gegaan met grote plannen. Spanje binnentrekken, in Figueres het Museo Salvador Dali bezoeken en wild kamperen ergens langs de kust.
Elke vakantie heeft zo'n dag. Beter had je thuis gebleven, zou een Vlaming zeggen. Niet opstaan, omdraaien, in je nest blijven, overslaan. Je weet alleen nooit tevoren welke dag dat het gaat worden. Erger nog, ik weet nu niet eens zeker of dit 'm was of dat hij nog komen moet.
Het begon op de camperplaats. We hadden keurig ons grijswater in het putje gedumpt, onze chemische tank gespoeld bij het daarvoor bestemde apparaat en bulderend van de lach het daarnaast gelegen drinkwater-vulpunt genegeerd - dat wordt regelmatig door viespeuken gebruikt om het pleetje te spoelen immers. Wij weten wel beter.
Tevreden, want vroeg weg en niet eens zo heet, begaf het gezelschap zich naar de slagbomen om á raison van 12 euro het terrein te verlaten. De inrijkaart paraat, de creditcard in de andere hand: wat kan er nou misgaan?
Dus. Bijna een uur later, weigerende betaalautomaten, behulpzame Fransozen (!!!) , wel VISA en geen MASTER-cards, de hemel zij dank cash op zak - niet alleen handig in Griekenland - en lichtelijk geirriteerd alsnog op pad. Nou ja, kan gebeuren. Sprak hij teder, zich realiserend dat het lezen van voortekenen nooit zijn sterkste punt was.
Dat Spanje binnentrekken dan. Daarvoor kun je hiero de péage afrossen en hersenloos Catalonië inracen. Leek me saai, ongeïnspireerd en slap. Er ligt immers ook een prachtige, 700 jaar oude kustpas langs de Pyreneeeeeeeeeëën. Hoe je het ook spelt. Dat is een absolute aanrader; volgens de boekjes en inmiddels ook volgens mij - maar niet zonder slag of stoot. In het alom bekende dorp Banyus-Sur-Mere houdt men namelijk elke zaterdag een markt. En dan zet men de boel af. En schijnt er een omleiding te zijn. En dan zijn die schattige havenstraatjes best krap. Met bijna acht meter camper.
Okee, na een dik half uur op en neer kneuren en keren - altijd een feest, zeker in de verstikkende toeristendrukte - gelukkig was het niet heet, anders was het feest helemaal compleet geweest - uiteindelijk ontsnapt.
En toen! Espanha! Meteen na de grens een prachtig uitzichtpunt waar we natuurlijk even moesten stoppen. Even uitstappen. Met dat ik de deur open wordt die door een spijkerharde zeewind uit mijn handen gerukt en in een onnatuurlijke hoek, met verontrustend metaalgeluid, het plaatwerk van het linkervoorspatbord ingeramd. Uit zijn voegen. Sluit nog wel maar maakt verontrustende geluiden steeds bij het gebruik. Ach, dat soort dingen gebeurt.
Op naar Figueres. Het Dali-museum staat op het to-do lijstje immers. Rond de luch aankomen, zelf wat hongerig en moe, in de drukte van de stad - die groter is dan ik had gedacht - proberen een parkeerplaatsje van 10 meter te vinden. Tussen de dubbel geparkeerde auto's doorworstelend nog even boompje gepakt, klein deukje, niet erg, kan gebeuren.
Langzaam de stad weer uit meanderend, nog steeds geen plekje, in een licht ongure woonwijk, staat er plots een knappe jonge Spanjaard te wuiven, probeert me af te laten slaan en zegt in uitstekend Engels pech te hebben met zijn accu en of ik even wil helpen. De padvinder in mij wil al afslaan maar ik ben- ooit als naieve sukkel toerist bijna belazerd in Parijs- ietwat achterdochtig geworden. Waarom vraagt een Spanjaard (die Engels spreekt... alsof je water hoort branden, maar daarover later meer) aan nota bene een toerist in een camper hulp? Waarom staat daar achter in de straat zijn auto midden op de weg en kan je er niet meer langs? Hm. Toch maar iets gemompeld over te groot en te warm en de kinderen en zo en doorgereden. Ik ben niet bang aangelegd maar deze beslissing ben ik wel tevreden over.
Verderop parkeerruimte zat. Neergezet. Klein vinnig mannetje in wielertrui spreekt me aan en - als ik hem goed begreep - vertelde dat hij de baas van de Tour de France was en dat ik hier zeker niet moest gaan staan omdat Marokkanen hier patrouilleerden om ruiten van campers en andere toeristenvoertuigen in te slaan. In de waterval van Spaans bleek geloof ik dat hij veel met zijn camper de Tour achterna reisde en daarom wist waar ik wel en niet moest staan.
Suggestie maar opgevolgd, weer weggereden, opnieuw geen plekje. Ach, zo gaat dat, shit happens.
Uiteindelijk, om de dag maar niet van minuut tot minuut te beschrijven, plek gevonden, naar Dali museum gelopen. Je kunt online ruimschoots van te voren tickets boeken - maar dan wel voor een bepaalde tijd op een bepaalde dag. Daar wij niet weten wanneer we waar zijn moesten we dus tickets aan de kassa kopen. Net als die andere 700 mensen voor ons. Wachttijd minstens 2 uur. Jammer, Salvador, volgende keer beter. Winkelen maar. Slechtste levende standbeeld ooit gezien, die driftig kleine jochies wegjoeg en sigaretten pafte - elke vijf minuten. Dat weet ik omdat ik buiten stond te wachten bij de zoveelste kledingwinkel, beursgeslagen door de dag.
Kopje koffie? Kopje koffie. Terrasje. Serveerster; kwam niet. Met de kaart naar binnen en aangewezen wat we wilden; niemand die in dit toeristenstadje, twintig kilometer van de Franse grens, ook maar één woord Engels, Frans of Duits spreekt. In heel kleine winkels staan twee, soms wel drie man personeel. Bij het geautomatiseerde tankstation zitten twéé dames het fort te bewaken, schrijven eerst geld van je creditcard af, laten je dan tanken en doen ingewikkelde dingen zodat het teveel betaalde weer teruggestort wordt. Inmiddels was het rondje koffie-ijs en 1 gewone cappuccino (Heiss! Chaude! Hot!... no comprende...) op een hele discussie met de bazin en de serveerster uitgelopen. Tenminste, als we ook maar één woord van elkaar hadden verstaan had het een discussie geweest. Toename van volume leidt, zoals wel vaker is gebleken, niet tot toename van begrip.
Ik snap wel waarom er in Spanje crisis is. De winkels zijn dicht van 12 uur tot drie uur, half vier, sommige weer vier uur. Winkels puilen uit van het personeel. Ze zijn zo internationaal georiënteerd dat ze zich tweetalig noemen als ze Spaans en Catalaans spreken. Fransen komen daar nog mee weg, iedereen krijgt Frans op school en je moet altijd wel een keer door dat land heen als je ergens naar toe wilt. Spanje echter is een schiereiland dat de hele middag ligt te pitten en waar niemand je verstaat - of iedereen.
Hoezo iedereen? Nou, uiteindelijk wilde men graag toch naar een Camping, zodat het geplande Wild Kamperen op de lange baan werd geschoven en er een camping uitgezocht werd. Vader was inmiddels te verslagen om nog te protesteren. Camping Resort Illa Mateua, díe moest het worden, veel sterren in het enige beschikbare gidsje - wat moet ik met een campinggids?
Na een venijnige rit door L'Escala aangekomen op mijn definitie van de hel - vandaar de titel. Familiecamping tjokvol van die schreeuwjochies zo rond de 10 jaar. Twéé zwembaden. Discotheek. Bar. Supermarkt. Activiteitenbegeleiding. En alles spreekt Nederlands want alles ís Nederlands. Aan de receptie spreekt men Nederlands. De mensen van het entertainmentteam zijn Nederlands. Het publiek is Nederlands. De teksten op de bordjes zijn in het Nederlands. Om de hoek is er een Vlaamse Patatkraam. Alle auto's zijn Nederlands. De omroepberichtjes zijn in het Nederlands. Alleen het weer en de bomen zijn niet Nederlands, dus dat zal dan wel de reden zijn dat al die mensen 1400 kilometer met hun sleurhut hebben gereisd om hier hun keurig ingerichte voortenten gedurende drie of vier weken te bevolken - alsof ze thuis zijn. Twee nachten - dan mag ik hier weer weg.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten