Bejaarden, zo blijkt, zijn net echte mensen. Wij, nu beide 50 (+), migreren, genadeloos gedwongen door de tijd, langzaam naar de volgende generatie. We hebben dan ook besloten om de open dagen van deze populatie eens te bezoeken.
Voor de mensen die van caravans houden, die er eentje hebben en/of een gevoelige ziel met betrekking tot deze onfrisse aanhangwagencultuur hebben: niet verder lezen. Ik smeek u. Doe nou maar niet.
Met drie, steeds langer wordende, vrije weekenden dit voorjaar in het vooruitzicht en een camper in de stalling hebben we eens nagedacht wat je nou nog meer met zo'n ding kan. De oplossing van dit vraagstuk blijkt simpeler dan je zou denken. Je kunt namelijk gewoon onze coole wereldveroveraar, in ieder geval tijdelijk, dienst laten doen als caravan. Ik heb wat moeite met het schrijven van dit woord; caravans zijn, in mijn ogen, een werktuig van de duivel. Ontworpen om alle mobiliteit, vrijheid, vaart en spontaniteit uit je vakantie te zuigen; het woord sleurhut is een compliment, het is eigenlijk beter te spreken van een witte voordoodskist.
Maar goed, even terug. We hebben dus ons beest, onze Polly Dipsie, voor drie-en-een-halve week op een camping gestald zodat we de luxe HePi-weekenden er gemakkelijk even uit kunnen. Naar de Camping. Het verschil met onze andere trips is terug te brengen tot het ontbreken van één voorzetsel. Op. Het verschil tussen "er even uit kunnen" en "even er OP uit kunnen" is het verschil tussen een camper en een kereven. Je gaat Naar de Caravan; je gaat Met De Camper.
Op zoek naar een keurige bejaardenopslagplaats in de nabijheid van onze woning kwamen we uit op mijn geboortestreek, het diepe zuiden, zo tussen Vaals en Maastricht. Enkele aanbieders spraken nauwelijks Nederlands - wat in deze contreien, neem dat maar van mij aan, in het geheel niet ongebruikelijk is. Die vielen dan ook af. Anderen waren niet geïnteresseerd in passanten en hadden enkel seizoensplaatsen - 6 maanden per jaar naar de hel, je moet het maar leuk vinden. Weer anderen beschikten enkel over een put en een waterpomp en/of snapten de vraag niet wanneer er over wifi werd gesproken. Jammer, maar helaas.
In Epen lag een minicamping met de naam Gulikers. Het zien van die naam veroorzaakte een flashback, in een oogwenk reisde ik bijna veertig jaar terug in de tijd.
In 1978, het allereerste jaar van mijn langdurige en uiterst moeizame middelbare school-carrière, zat ik, nog in Vaals, op het Sophianum. Brugklas HAVO-VWO. Ik was elf, tot 6 november van dat jaar, en het enige wat me interesseerde was of ik een nieuwe Big Jim pop voor mijn verjaardag zou krijgen. Dat het geen instant succes was, school en ik, was evident.
Naast mij zat een, eveneens verdwaalde, vanuit mijn blikveld twee meter dertig lange, breedgeschouderde en continue geschrokken kijkende reus. Handen als kolenschoppen en altijd in overall. Natuurlijk was dat niet zo, maar hij liep en keek wel alsof hij een overall aan had. Zijn handen waren, als gezegd, enorm; zijn toch evenmin kleine lunchbox met twaalf boterhammen leek op een lucifersdoosje als hij het vasthield. In een vlaag van liefde en poëzie (en wellicht enige verstandsverbijstering) hadden zijn ouders besloten deze aardmens Dieudonné, door God gegeven, te noemen.
Deze uit Epen afkomstige reusachtige boerenzoon was mijn buurman en lotgenoot. We begrepen elkaars verbijstering en desoriëntatie zonder er woorden aan vuil te maken. We hadden het geweldig naar de zin; iets té, binnen de kortste keren zaten we helemaal vooraan, onder de neus van de leraar, om te redden wat er te redden viel. Dat mislukte jammerlijk; na de brugklas ging ik nóg een keer naar de brugklas en Dieudonné zat in een vloek en een zucht op de MAVO. Nooit meer wat van gehoord.
Ik belde en mailde met minicamping Gulikers en we kwamen tot een vergelijk. In mijn laatste mail vroeg ik of ze toevallig familie van Dieudonné waren, dat we ooit nog klasgenoten waren.
Per omkerende mail - ook Epen zit in de 21e eeuw - reageerde Dieudonné. Hij was de gelukkige eigenaar van het boerenbedrijf met de minicamping. De wereld is klein, zeker in Epen. Gisteren bij aankomst zag ik hem. Daadwerkelijk dik twee meter, met handen die zonder enige moeite het middel van zijn vrouw zouden omvatten, goddelijk gebruind van het buiten werken, knap en sterk, zijn 50 jaar niet aan te zien. En dolblij me te zien. Volmaakt op zijn plaats in de wereld, 120 koeien en een minicamping. Paarden heeft hij niet. Die gaan hier in het zoervleisj.
Terug naar de kerevens. De hele minicamping is van dat ongedierte vergeven. Lelijke witte gezwellen ontsieren de verder zeer fraaie omgeving. Ze staan allemaal keurig recht op een rijtje.
Als ik ergens aankom is het enige recht dat me boeit het waterpas-recht; dan vallen de gehaktballen niet uit de pan en de kinderen niet uit bed.
Kerevens echter moeten ook recht ten opzichte van elkaar en de wereld staan. Anders ziet het er niet uit, immers. De aankomst van een nieuwe kereven is dan ook een heel spektakel; er wordt continue vanuit ooghoeken gegluurd naar de stand van de kereven van de buren. Vóórdat het ding goed staat is er enkele keren door de grijze bijrijdster en de eveneens grijze bestuurder uitgebreid geëvalueerd.
Na alle gemanoeuvreer is het strakke camping-grastapijt door het debiele kleine voorwieltje grondig omgeploegd en kunnen er aardappels gepoot maar alla, het ding staat.
De ergste kerevens hebben een mover, een treurige poging om van een kereven een camper te maken. Met een afstandsbediening waar een professionele drone-piloot jaloers op zou zijn, wordt er middels deze externe elektromotor draadloos getuft met de witte doodskist tot het ding op zijn plek staat.
Het allernieuwste en mogelijk allerergste is dat ik onlangs zo'n mover in camouflagekleuren zag met een rupsband. Heus.
Alle kerevens hebben een voortent. Deze staan allen strak en stoïcijns voor zich uit te staan. Het opzetten van het ding is een middag werk. Zeker als het zo strak als een te klein badpak moet. En dat moet. Zo'n voortent is ongeveer even sfeervol als een gemeentehuis uit 1973. In Roemenië.
In die voortent staan stoelen en een tafel die meestal duurder zijn dan de eethoek die ik thuis heb. Strak opgesteld; de designpolitie mocht eens een inval doen. Het tafelkleedje past overigens precies bij de gordijnen van de voortent. Frisgewassen natuurlijk. Met een boel geel erin. Heppiedepeppie paaskleurtjes, het hele jaar door.
Mijn persoonlijke kereven hoogtepunt / dieptepunt is het schaamdoekje. Er worden een soort van beflapjes voor de wielen van de kereven gehangen zodat de zon geen schade aan het rubber van de banden aanricht. Dat kan namelijk (schijnt) als het ding langdurig stilstaat. Koop goddomme een huisje dan! Van mijn part een sta-caravan op poten! Die wielen hebben een reden!
Het bejaarde schorriemorrie dat zich op deze verwerpelijke manier door het leven worstelt heeft om onduidelijke redenen een vast ritme in het leven gebracht. Men staat op tijd op en probeert iedere dag zo veel mogelijk op de vorige en de volgende te laten lijken. De momenten van douchen, afwassen, boodschapje doen, stukje fietsen (ze hebben állemaal fietsen bij zich), poepen; er zijn onuitgesproken regels die dit alles in goede banen leiden. De mannen lappen bijvoorbeeld de ramen van de kereven, iets dat ze thuis met de échte ramen niet in hun hoofd zouden halen. Terwijl moeder / oma de vrouw piepers jast in de voortent gaat (o)pa druk in de weer met een lapje op de perspex ruiten van de witte doodskist.
Bij elke kereven staat een afgrijselijke burgerbak-auto, vaak nog met de sticker "trekauto van het jaar 2011" schoon en leesbaar op de achterruit. Op de trekhaken zitten al lang geen kapotte tennisballen meer maar een helder wit dopje, speciaal voor dit doel aangeschaft.
Dieudonné heeft de situatie goed ingeschat. Hij heeft ons, enigen met een camper, vér boven het grijze gespuis gezet op de hoogste plek van deze terrassen-camping. Onze zes meter hoge vlaggenmast (ja, écht) wappert fier, vér boven alle pre-dementieel gekrioel. Mdet de vlag van de jeugd en de toekomst. De blauwe vlag van de Europese unie, vanzelfsprekend.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten