maandag 15 juli 2019

La Lingua del Cane


De kleuren van de  overal aanhoudend bloeiende oleanders zijn het meest opmerkelijke en herkenbare aspect van de omgeving hier. Van oogverblindend wit via zachtroze naar scharlakenrood, alle varianten, in enorme struiken, overal. De grijsgroene cactussen vormen hier en daar ondoordringbare muren, druppelvormige bladen zo groot als een flinke braadpan en zo dik als een boek, vaak met veel minder stekels dan je zou verwachten. De oude bladen waarop de nieuwe groeien verhouten en zijn steenhard. We hebben een paar cactusbloemen gezien, de meeste staan nog niet in bloei.
De agaves zijn meer dan een meter in doorsnee, in alle varianten geelgroen. Sommige agaves bloeien wél, ze hebben een metershoge groene stengel waarbij de bloemen als een soort van buitenaardse antenne om zichzelf heen draaien. Palmen zijn er in alle soorten en maten, van struikachtige lage varianten tot heel hoge, met dikke stammen. 

Tussen de vegetatie door schieten overal groen en bruine hagedisjes door, over de weg, in de berm, onder de struiken. Ze zijn niet zo groot maar hun staart is even lang als hun lijf. Het is moeilijk ze goed te bekijken maar soms zit er een in de zon, die zich onbespied waant. We zijn op de eerste dag een schildpad tegengekomen die op zijn dooie gemak een bloedhete brede weg overstak - gelukkig geen verkeer te bekennen.
Je hoort overal sprinkhanen, het sfeervolle geluid van de subtropen, maar je ziet ze nauwelijks. Af en toe in het dorre gele gras lopend stuift er een wolk op maar van de plaag die hier aan de gang zou zijn hebben we nog niets gezien. 
Er zijn veel vogels, in alle maten en soorten. Roofvogels, onbehoorlijk groot, zweven boven de wegen en de rotsen. De flamingo's die we vandaag zagen waren een hoogtepunt; als door een grote hand achteloos uitgestrooid stonden ze in de ondiepe wateren westelijk van Cagliari. Morgen gaan we naar de zoutvelden in het oosten, daar zitten er veel meer, ik hoop mooie foto's te kunnen maken daar.
Cultuurbeesten zijn er niet zo veel. Hier en daar een handvol geiten en schapen die op geiten lijken. Meer rundvee dan ik had verwacht. Ik zie dit soort eilanden toch vooral vol met schapen, maar aan de westkust in ieder geval hebben we flinke rundveebedrijven gezien, met in de wei soms indrukwekkende en goedverzorgde, fraaie stieren. Huisdieren zie je ook niet zo veel. Een kat hier en daar, soms heeft iemand een hond - maar echt beduidend minder dan in Nederland.
De omgeving is moeilijk in woorden te vangen. De westkust, die we nu achter ons laten, is een aanhoudend haasje-over van prachtige baaien en dorpen aan zee met meteen hoge en woeste heuvelgebieden. Je rijdt het dorp uit en de pas begint; tien minuten later ben je zeshonderd meter boven zeeniveau en begint de afdaling naar het volgende kustdorp weer. Je legt hemelsbreed zes kilometer af en maakt 1200 hoogtemeters. De rotspartijen en heuvels zijn grimmig, rauw en indrukwekkend; de wegen eisen aandacht, met steile klimmen, scherpe bochten en geschifte locals die met een rotvaart rondscheuren. De rotsen hebben alle kleuren van bruin tot oud-rose, grijsgroen tot rood en bijna zwart.
Je wordt beloond met onwaarschijnlijke uitzichten, fraaie binnenmeertjes maar vooral toch steeds weer de magische zee, in alle mogelijke en onmogelijke kleuren azuurblauw, ademend, levend, steeds nieuw, nooit saai.
De wind is wispelturig, zowel qua kracht als qua richting. Het kan een onverwacht briesje zijn op het heetst van de dag, waar je naar snakte zonder het te weten en dat dan plots een verkoelende opluchting blijkt. Het kan plots zó hard waaien dat de golven van de meren en baaien flink opgestuwd worden, er schuimkoppen op staan - om even later weer bladstil te liggen, waardoor de hitte weer spijkerhard toeslaat en je tempo halveert. En je desondanks dermate overvloedig transpireert dat drie liter water per dag geen overbodige luxe blijkt. Op dit moment neem ik op de heetste dagen mineralensupplementen omdat ik hoofdpijn krijg als ik mijn verlies met enkel water aanvul. Dit is geen vergeeflijke omgeving.
De wegen zijn stoffig en versleten. Álles is versleten, je ziet weinig nieuwe dingen.  Ik geloof niet dat ik al één modern ding gezien heb - nou ja, de nieuwe Jaguar MPV reed vandaag door de stad hier. Gebouwen, straatmeubilair, muren, trappen, pleinen - alles is oud, stoffig, versleten. De verkeersborden zijn zó door de zon geblakerd dat je de getallen soms niet meer ziet - en dan staat er dus een "verboden voor alle verkeer" rond wit bord met rode rand plots midden in het niks langs de weg. Bij nadere bestudering blijkt er ooit "70" op gestaan te hebben. 
Die wegen, ze zijn ook betrekkelijk. Doorgaande wegen veranderen in kilometerslange onverharde wegdelen - het navigatiesysteem geeft zakelijk aan dat je niet harder dan 90 mag waar je met de camper dan dus ongeveer 15 kilometer per uur haalt. Als je tenminste heelhuids door de ruscello Rosso, de lokale rivier, en de verderop gelegen tweede beek waar ik de naam niet meer van weet, gereden bent. Eeen vierwiel aangedreven camper is niet écht overbodig hier. 
De stoepen zijn verzakt, zebrapaden zijn weggesleten, de wegen brokkelig, het onderhoud is een patchwork van reparaties, steeds een nieuw lapje op een nieuwe beschadiging. Huizen en fabrieken staan leeg, staan langzaam tot stof te vergaan. De huizen zijn dan vaak projecten waaraan wel begonnen is maar het geld was zeker op of zo - er staat enkel een casco. De fabrieken zijn failliet gegaan en verlaten, niemand sloopt hier iets, het wordt gewoon aan zijn lot overgelaten.
De kleuren van de huizen zijn prachtig, zandkleuren, aardekleuren, soms pasteltinten, blauw en geel en groen en oranje, met pleisterwerk dat er authentiek vanaf aan het donderen is. De dorpen liggen er vreedzaam en stil bij als we passeren - we hebben airco in de cabine dus we reizen vaak op het heetst van de dag, als iedereen zich terugtrekt in de koelte van die gepleisterde dikwandige woningen.

De taal is voor mij een echo van woorden die ik denk te herkennen. Medische termen komen uit het Latijn, daar ken ik er wel een paar van. Ik spreek Frans, Engels en Duits. Aan Duits heb je qua associaties niets (net als Nederlands, de herkenbare woorden zijn altijd import) maar Frans en Engels, samen met mijn ziekenhuislatijn, maken dat ik veelal dingen herken en grofweg weet waarover het gaat. Mits het tempo laag ligt. De echo's zijn evenwel spoken, de woorden kloppen maar deels. Een oude man sprak me aan toen we door Oristano liepen, wijzend naar de hond, sprekend over La Lingua Del Cane (vast grammatikaal niet helemaal goed, maar u begrijpt me, beste lezer). Ik dacht dat de mant toch niet helemaal goed snik was; hoezo, de taal van de hond? Linguistiek, de kennis van taal, en Language, de Engelse term voor taal, ik dacht toch zeker te weten dat hij wat in de war moest zijn. 
Later begreep ik het pas. La Lingua: De tong - die inderdaad indrukwekkend naar buiten hing, hijgend van de hitte. Associatie is misschien toch niet altijd de makkelijkste manier om een taal te interpreteren.



maandag 8 juli 2019

Sardinië, zomer 2019, deel 1. Italië is geen Europa.

We zijn, voor het eerst sinds mensenheugenis, weer aan onszelf overgeleverd. Geen  gejengel, geen puberaal gezanik, niet strontvervelend want dan-weer-ziek-en-dan-weer-moe, geen gekmakende en niet te honoreren wensen, nul kinderachtige tegenstrijdige belangen, zonder onredelijk gemier, niks van dat alles. 
Tenminste, als ik me een beetje inhoud. 
Ik kan in ieder geval de kinderen de schuld niet geven; voor het eerst sinds april 1996 zijn we weer met zijn tweeën écht op reis. Drie-en-twintig jaar geleden vlogen we, al zwanger van wat Matilde zou worden, naar Mallorca, denkend dat we beseften wat dat betekende.  De laatste keer zonder kinderen op vakantie. Ik kan u vertellen, geachte lezer, dat we geen idee hadden van de gevolgen van het krijgen van kinderen; dat handboek wordt pas uitgereikt wanneer het te laat is om op je schreden terug te keren. 
Na een half jaar achtbaan - ik heb niet zo maar een nieuwe baan, ik heb een achtbaan - werd het tijd voor wat afstand, rust en relativering. De afstand is vrij letterlijk, niet dat we aan de andere kant van de wereld zitten maar het is een tijdrovende bezigheid, met de camper op Sardinië verzeild zien te raken. 

Over die eerste week, geachte lezer, wil ik het nu met u hebben. De reis, voorspoedig als zelden tevoren - er ging niks stuk dat niet thuis al stuk was - is de bespreking niet echt waard. Beaune was prima, het eer was heet, de camperplaats bij Lac de Cenise was net zo mooi als de eerste keer dat we er waren (2013, dat lijkt honderd jaar geleden, na wat we in de voorbije vijf jaren meegemaakt hebben) en de tocht naar de Bloemenrivièra was óók al incidentloos. 
Ik heb mijn oude notities er nog eens op nagekeken. Italianen spreken nog steeds enkel Italiaans. Ook de jeugd, sprak Methusalem, is ééntalig. Waar een paar jaar geleden er een vriendelijke en wat verontschuldigende reactie was - sorry, ik spreek enkel Italiaans, maar kan ik u helpen? - is er een nare  nationalistische reactie ingeslopen die ik eng vind. Er zit een mate van trots en neerbuigendheid in. No. Solo Italiano. Of, nog iets expliciteer, No, solo Italiano, we zijn hier in Italië en je spreekt maar Italiaans. Die speech kreeg ik  (in het Italiaans, dus ik parafraseer - zo goed is mijn Italiaans niet...) van een geüniformeerde verkeersmedewerker in Genua, die de weg stond te wijzen voor een overheidsgebouw, aan de mensen die de ferry's op moeten naar Corsica, Sicilië en Genua. Vast niet allemaal solo Italiano. 
Ze zijn er dus inmiddels trots op dat ze geen woord over de grens spreken. Het gaat zo ver dat zelfs rudimentaire woorden niet begrepen worden - ik vroeg om "water" (Engels) bij een festival aan de bar en kreeg een blik vol onbegrip. Toen ik vroeg of iemand Engels, F rans of Duits sprak (Nederlands laat ik maar even thuis) in die diverse talen, begreep van een groep van zes mensen niemand zelfs maar waar ik het over had. Solo Italiano in het kwadraat.
Dat maakt het bezoek aan de s'Ardia, de paardenrace waarvan ik al foto's postte, bijvoorbeeld tot maar een halve ervaring. In plaats van de gelegenheid om je te mengen tussen de plaatselijke bevolking, je bewondering uit te spreken en samen een biertje te drinken, ben je een opzichtige indringer, kun je niet aanschuiven en zelfs maar een praatje over het weer maken. En dan spreek je vier talen. In Europa. Solo Italiano. Er waren overigens bijna geen toeristen - nou ja, wel locals uit Turijn en zo. Solo Italiano.
Opmerkelijk incident: twéé tankstations achter elkaar weigerden zowel mijn creditcard (Mastercard, niet zo bekend?) én mijn  ING bankpas. De goorste kleine  negorij in Albanië, horror-tankstations in Kosovo vol kogelgaten, vijandige bejaarden met jachtgeweren die miniatuurpompen in de binnenlanden van Kroatië bemannen; Mastercard: No Problem! Twaalf-pomps A-merk tankstation bij Savona: Non Acceptariori Carte. Of zo. Solo Italiano.
Italianen  hebben, zo blijkt, wel wat last van nogal opzichtige gezagsproblemen. Zodra iemand ze aanwijzingen geeft, al is het Berlusconi zelf, gaan ze onmiddellijk in de contramine. Zeg links en ze willen rechts.  Ze parkeren waar het niet mag, laten we niet praten over inhalen en doorgetrokken strepen. Goedbedoelende vrijwilligers bij festivals worden uitgescholden, bijna aangereden, met de dood bedreigd, wanneer ze aangeven dat er verderop plek is. Bemoei je er niet mee! Ik heb twee jaar geleden in mijn blog de Griekse bloedgroep op de ferry van Ancona naar Igomenitsa de schuld gegeven van de kakafonie van meningen, de chaos van het inchecken en de puinhoop van tegenstrijdige borden en instructies.
Geachte Grieken, het spijt me. Diep. Mea Culpa. Op de ferry van Genua naar Sardinië is er sprake van solo Italiano; de puinhoop was er niet minder om. Het ligt dus, is de conclusie, niet aan de Grieken. 
Genua, aanrijdend naar de ferry, is al een levensgevaarlijke chaos van scooterrijders met een actieve doodswens en homocidale chauffeurs van vrachtwagens en bussen. Het ferryterrein wordt niet aangegeven. Als je er dan per ongeluk toch op beland bent moet je de route naar de uitgang - heus - volgen om bij je boot te komen. Dat heb je niet zo snel door. Niemand kan je even helpen. Solo Italiano, ook de bordjes met aanwijzingen. Op een internationale ferryterminal. 
Het boarden gaat, net als in Frankrijk, met onsympathiek toegeblafte instructies. Solo Italiano. Die door de volgende bootwerker dan weer als argument gebruikt worden om je nog nét niet uit je cabine te trekken, hoe háál je het in je hoofd?
Nou heb ik daar niet zoveel ontzag meer voor, we hebben nu zoveel veerboten gehad dat ik wel weet wat er van me verwacht wordt en naar wie ik wel en niet luisteren moet. De arme, wit wegtrekkende ferry-debutanten met gehuurde campers of erger, auto-caravan combi's, vol jengelde, oververhitte en doodvermoeide kinderen, plakkend van snoep en ijs, worden tegen Kerst nog steeds badend in het zweet wakker van breedgeschouderde volgetatoeëerde bootwerkers die "BASTARDO!!" schreeuwen als ze precies de instructie van de vorige bootwerker, 30 meter geleden, uitvoeren. Je haalt ze er 's avonds zó uit; het zijn de schokschouderende, snikkende mannen die trillend bij de bovenste reling van het schip staan te overwegen of ze er overheen stappen of niet. Want ze moeten ook weer terug, bij nadere bestudering van de kaart blijkt Sardinië een eiland.
Opzichtig open deur: het is hier bloedheet. Blijkbaar heter dan anders, zelfs de locals lopen te puffen. Achtendertig graden in het binnenland - we zijn blij weer aan de kust terug te zijn en vandaag was een rustdag, in alle opzichten. Dure camping, zwembad, fikse stroom dus camper-airco. Binnen een steenkoude 24 graden, zodoende uitgeslapen tot kwart vóór elf, wat voor mij een onwaarschijnlijke prestatie is tegenwoordig. Verder een wat bewolkte dag, waardoor het maar nét 32 graden werd.  De was gedaan, de koelkast gepoetst - die heeft het knap moeilijk, op gas doet 'ie het maar zeer matig. De vriezer werkt wel prima dus we gooien alle drankjes in de vriezer zodat we ze kunnen kauwen. 
Morgen gaan we Oristano verkennen. En dan verder zuidwaarts, dag of twee, drie wild kamperen - je kunt hier nog prima op plekken komen waar zelfs het telefoonsignaal afwezig is dus het kan best weer even stil zijn. Next major stop wordt Caglairi, waar ik zeer naar uit zie. Nog 100 km meer richting Afrika, het kan hooguit heter worden.


Tenslotte, and now, for something completely different: nog even terugkomen op mijn vorige blog. Er moet me, gezien enkele in mijn ogen onbegrijpelijke reacties, toch iets van het hart. De fijne en aardige reacties, vol waardering, plezier en steun, waren zeer ruimschoots in de meerderheid, dat moet ik vooral ook niet vergeten te vermelden.

Het idee achter dit blog is de verschijning van onregelmatige publicaties van zaken uit míjn leven en dat van ons gezin, naar ik hoop met ironie en zelfreflectie geschreven, met een grote willekeur van themakeuze - het is immers míjn blog. Ik deel het graag, ik vind het fijn als veel mensen het lezen - en als het je niet bevalt, even goede vrienden, lees het dan niet. Het is in ieder geval niet de bedoeling dat het allemaal al te serieus genomen wordt, ik neem mezelf niet eens serieus. Privé opinie en zo.

De wereld is een ingewikkelde plek. Er zijn regelmatig momenten dat ik weet wat voor bespottelijk plekje niks ik ben in het geheel van tijd en ruimte; even later daarentegen ben ik ook in staat om hartstochtelijk boos te worden over iets vreselijk onbenulligs. Vooral in de auto. Niets menselijks is mij vreemd.
Het is belangrijk dat je stelling neemt, dat je principes hebt, dat je keuzes maakt en daar consequenties aan verbindt. Daar staat tegenover dat het ook belangrijk is om te relativeren, dat je zaken moet proberen in te schatten op relevantie en urgentie en dat je jezelf vooral niet al te serieus moet nemen.
Ach, het leven gaat verder. Zie niet alleen narigheid en doem in dingen. Heb elkander lief. Geloof in de goede intenties van andere mensen, ook al maakt het leven je soms wat wantrouwig.