donderdag 26 mei 2016

Sittard, 26 mei 2016. Ingewikkeld.


Soms is het leven ingewikkeld. Hartsop, het hiervoor beschreven gat in the toch best hooggelegen Lake District, was het einde van mij  live verslag. Niet bewust, meer per ongeluk, geen tijd en zo, eindigde het verslag van de reis door Noord-Engeland bij Ian. Nou zijn er beroerdere eindes te bedenken aan je verhaal. Ik bedoel, een finish met een raspaardje van oude Engelse adel, wat wil een mens nog meer. 
Het past evenwel niet. Van Hartsop naar Kingston Upon Hull is het 165 mijl, zo'n 250 kilometer. Dat is, gezien de stappen van deze reis, een niet te verwaarlozen afstand. Daar het landschap per kilometer verandert zou het grof en On-Engels Onbeleefd zijn om zomaar dat prachtige stuk land onbeschreven achter te laten. Daarnaast is het tussen woensdag 4 mei - Hartsop dus - en zaterdag 7 mei - inschepen in (Kingston Upon-) Hull - wel een heel groot gat met niks. Derhalve nu de beschrijving van het eind van onze reis en vooral ook de inleiding naar de volgende. 

Achteraf hadden we best even in Hartsop kunnen blijven. Het wiel was vervangen, de omgeving was verpletterend - en doctor Who hield toezicht. Een mooie wandeling, in de richting van één van de bergwatervallen op de heuvels was een prima idee geweest. Spijt, moet ik eerlijk toegeven, is dan ook mijn deel. Soms wordt het reizen met de camper een doel op zichzelf; we leren steeds meer over het optimaal gebruik van de vrijheid die het ding met zich meebrengt. En dat kan dus ook betekenen dat je eens níet verder reist. 

Toch maar weer op weg, dus. Het was een moeilijke dag - correctie, ik had een moeilijke dag. Erg moe en chagrijnig, kortaf en geprikkeld - zonder veel aanleiding. Snel gefrustreerd ook, als de dingen niet zo lopen als gepland - wat nou niet echt bij het karakter van een camperreis past.  Daar heb ik wel de hele vakantie last van gehad, helaas. Terugkijkend was het een leerzame reis - ik ben wel aardig aan het roofbouwen geweest de afgelopen twee jaar. Daar moest ik maar eens wat aan gaan doen.

Op de terugweg - dus weer in Yorkshire. 
River Ure is een vrij onooglijk riviertje, her en de niet meer dan een wat ruim uitgevallen beek, in het midden van Yorkshire Dales National Park. Toch kennen jullie het stroompje bijna allemaal, mits je Robin Hood - Prince Of Thieves (1991)  van Kevin Costner (met die vreselijke soundtrack van Bryan Adams en Sting - "All For Love") hebt gezien. De ontmoeting van Robin Hood met Little John - het stokgevecht in de watervallen - is gefilmd in Aysgarth, in de watervallen die toepasselijk Aysgarth Falls heten. Nou, mooi dat we daar ook geweest zijn.

Ik correspondeer nog vrijwel dagelijks met de beheerder van het theehuis aan de waterval - maar dat heeft meer te maken met het feit dat ik mijn hoed daar heb laten liggen dan aan de diepe relatie die we hebben ontwikkeld tijdens ons bezoek. We hebben trouwens koffie gedronken. In het theehuis. De watervallen zijn mooi. Mijn hoed komt er aan. Alles komt goed.

Overnacht hebben we op een parkeerplaats onder de bomen aan een riviertje met een fraai park. Ik weet bij God niet meer waar dat was. Wel dat ik er achter kwam dat een onverlaat - ik noem geen namen - het frontraampje in de alkoof niet goed gesloten heeft, waardoor het onderweg door de rijwind met geweld opengeklapt is. Fikse schade; effe 550 euro aftikken. Ach, geld zat (not). 's Ochtends kwam de supermarkt ook op de parkeerplaats staan; in die kleine dorpen kun je online je boodschappen doen en ze dan in standaardkratten ophalen op een centraal afleverpunt. 
ASDA (in dit geval) staat daar dan met een busje vol kratten te wachten tot de boerinnen (allemaal schapenfarmers hier, mijn god, wat een hoop schapen hebben we gezien) hun kruidenierswaren komen ophalen. 
Naar York. Binnen twee maanden naar New York en Oud York, wie doet ons dat na? Nou ja, mensen uit York die naar New York gaan bijvoorbeeld. Maar toch. De eerste nacht op een lokale franchise van The Caravan Club, laten we die "Club no. I" noemen. Dat is een beetje Adidas-Puma. Of Left Twix Right Twix.
Je hebt namelijk ook The Caravanning and Camping Club (The FRIENDLY Club!), "Club II" dus. Vrijwel dezelfde vlaggen, zelfde idee, landelijke club, ledenvoordeel enzovoorts. Het is nu al de derde keer of zo dat ik me vergis; als NKC (Nederlandse Kampeerauto Club) krijg ik bij Club I géén en bij Club II wel (aanzienlijke!) korting. Tot en met het inschrijven verloopt alles hetzelfde, pas wanneer ik mijn pasje afgeef gaat de administratie-mevrouw van Club I vies kijken. We don't accept that card here. Vervolgens blijkt club I voor members alleszins redelijke tarieven te vragen maar voor zwervers als wij de hoofdprijs. Wordt dan lid, zeg je? Dat kost 65 pond - en dat haal je er met twee nachten weer niet uit. Wanneer je nadere uitleg vraagt over de verwarrende overeenkomst krijg je te horen dat er maar één club is die de moeite waard is - en dat is natuurlijk de club waar je net staat. Ik vermoed dat hier een diepe caravanvete, een uit de hand gelopen kampeerconflict, tentenherrie dan wel bivakbroedermoord achter zit. Niemand wil er over praten. Zal wel iets Brits zijn.

We konden maar één nacht blijven op de betreffende stadscamping. Niet geboekt - stom, bij steden moet je altijd vooraf reserveren, daar is het altijd druk. De volgende ochtend zijn Liel, Stijn en Totte alvast de stad ingelopen en Emma en ik zijn naar een andere camping, net buiten de stad, gegaan en met de fiets terug naar Downtown York gereden.

York is erg mooi. De stad is met respect de 21e eeuw ingeloodst. De gebouwen zijn oud maar goed onderhouden, het heeft grandeur en stijl, dat stadje. Er hangen weinig tot geen neonbakken aan de gevels, geen schreeuwerige vlaggen en posters. Het straalt waardigheid en ingetogenheid uit. Zeker eens doen als je in de buurt bent. Het aantal winkels waar met een ernstig gezicht krankzinnige dingen verkocht worden (hele winkel vol serieuze replica's van middeleeuwse zwaarden en schilden, om eens wat te noemen) is ook de moeite van het noemen waard. De "Old Guys Rule" winkel vol kleding (met die tekst) voor kerels die trots zijn op hun uitgezakte ouwe lijf is een ander voorbeeld. 

Nu moet ik het toch over de jas gaan hebben. In Keswick, 2 blogs geleden en 130 mijl noordwestelijk van York, liepen we een winkel binnen waar we de paraplu voor Hadewych kochten - en een nieuwe beurs voor Lilian. Maar dat terzijde. Er hingen daar lange herenjassen van het zachtste leer dat je maar wensen kan. Ik passen; als gegoten. Met mijn hoed op. Ik kon zo meedoen bij de cast van Unforgiven. Alleen geen pistool. 
Mooiiiiie jas. Niet gekocht; wel lang lopen dralen, hij was 50% afgeprijsd - en dat was geen verkoopsmoesje, je kunt eraan zien dat het een retedure jas is. Na afprijs toch nog 300 pond, geen kattepis.

Zie je hoe ik net onopvallend overschakel naar de tegenwoordige tijd? Dat komt omdat ik 'm in York alsnog gekocht heb. Het was karma - ik heb er dagen over lopen dubben, of ik 'm niet tóch had moeten kopen en zo. Toen ik in York dezelfde winkel tegenkwam en hij daar - in mijn maat - ook hing was ik er wel uit. Ik was ondertussen wel mijn hoed kwijt dus voor het Unforgiven Effect heb ik ook maar een nieuwe hoed gekocht, bij Marks And Spencer. Als vervroegd verjaarskado éénmaal jas & hoed. Ik word tenslotte 50, een argument dat ik dit jaar nog wel een  aantal keren van stal zal halen. Daarnaast is de jas veel te warm om nu mee rond te lopen nu, dus in de kast tot november of zo.

De camping buiten de stad was wel een bijzondere. Het was een soort ouderwets woonwagenkamp met oud-ijzerhandel, roestige bootjes, kapotte oude auto's, losse troep aan de randen van het terrein met iets dat voor een haventje door moest gaan. Splinternieuw toiletgebouw en electra-voorzieningen, dat wél;  de overstromingen van dit voorjaar hadden dat noodzakelijk gemaakt.
De tent werd gerund door een slordig getatoeëerde dame op leeftijd, die door het gebrek aan volledig gebit moeilijk te verstaan was en wiens spaghetti-haar al een poosje niet meer in de buurt van het nieuwe douchegebouwtje was geweest. Ze regelde alles met een potloodstompje en een vieze grote kantooragenda (uit 2014) en rekende doodleuk de hoogste prijs voor één nacht die ik sinds Florence, Italië, voorbij heb zien komen. Vanzelfsprekend kon er alleen cash betaald worden en heb ik nooit iets gezien dat op een bonnetje leek; een beduimelde uitgescheurde pagina achteruit de agenda (11 december, in 2014 een donderdag) met de code voor het toiletgebouw (1234) was het enige schriftelijke bewijs dat ik kreeg. 

Na het vertrek 's ochtends, op weg naar de Ferry in Hull, hadden we tijd om in York naar het National Railway Museum te gaan. Zoals gebruikelijk in Groot-Brittannië is de entree voor nationale musea gratis. Ik herhaal: in heel Groot-Brittannië, dus ook in London, kun je gratis de nationale musea in. 
Leuk museum, niet erg druk - voorseizoen heeft zo zijn voordelen - en heel veel enthousiaste vrijwilligers die op de treinen stonden om tekst en uitleg te geven.  
Ingescheept maar niet voordat we eerst nog een enorme supermarkt bezochten. In de vriezer hier ligt een half lam en de voorraadrekken puilen uit met hier niet verkrijgbare levensmiddelen. Dat is voor mij altijd een hoogtepuntje, dat winkelen in het buitenland; ik doe er kook-inspiratie voor de rest van het jaar op. Hoogtepuntje op de boot: stomdronken stel - niveautje white trash in het kwadraat - koopt tax-free grote fles wodka om er pas na afrekenen achter te komen dat je die pas de volgende ochtend mag ophalen en niet meteen meekrijgt. Leuke discussie om mee te luisteren was dat.

Tja, en nu zijn we al weer bijna 3 weken terug. Het meegebrachte Ale, Lager en Bitter is nog niet op. En ik wacht op een gelegenheid en gezelschap om dat dooie schaap te ontdooie. Meld je aan, dan ga ik aan de bak.

Eind juli gaan we naar Slovenië, Venetië en de Dolomieten. Zwaar leven. Ik zal jullie op de hoogte houden.

woensdag 4 mei 2016

Hartsop, The Lake District

Je kunt opnieuw niet beweren dat onze reis geen avontuur is.
De voorbije dagen hebben we alle aspecten van het Engels weer leren kennen. Na jarenlang – volkomen terecht – te hebben beweerd dat het best meevalt met dat weer in Engeland, krijgen we dit jaar een indruk van wat met recht “typisch Engels weer” genoemd wordt. Four seasons in a day, noemen ze dat hier. Dat klopt bijna. Alleen de zomer ontbreekt. Je kunt van de regen in de hagel in de sneeuw in de zon terecht komen hier, binnen één uur. Van mist en verdwenen bergen in de ochtend naar weidse haarscherpe uitzichten gaan zonder van plaats te veranderen. Effe wachten, nieuw uitzicht.

Wat hebben we gedaan? Gereisd met een oudere camper met alle bijbehorende gedoetjes. Lekkages, in twee tempi uiteindelijk opgelost, van  - natuurlijk – de alkoof. Dat is, voor de niet-ingewijden, het gezwel boven de cabine. Lullig is dat Tjeu – van de Horne, onze camperboer – de hele winter de tijd heeft gehad om de naden van de alkoof, die verleden jaar al enige permeabiliteit lieten zien, te controleren – en dat nagelaten heeft, vanwege ziekte chef werkplaats en zo. Ik had hem nog zó (echt waar!) geadviseerd om voor zijn hartritmestoornissen nou eens naar het Catrien te gaan.
Okee, uiteindelijk de lekkage verholpen. In eerste instantie een klein lekje verholpen met hulp van een lokale mobiele caravan-reparateur - die niets wilde hebben voor zijn inspanning, overigens. Dat was maar goed ook trouwens, want het lekte zo mogelijk nóg erger de dag erna. Ik heb zelf maar even gekeken – niemand anders die het dak op wilde in de kletterende regen – en een joekel van een scheur in de kit dichtgeplamuurd. Problem solved.

Waarvan akte. De startaccu is bijna dood; elke ochtend hoop ik dat het ding start – het ding start. Voor zolang het duurt. Dient vervangen. Het Rimor Informatie-paneel van de camper is dood. Reanimatie zinloos, R4-codering: geen handelingen behoudens het verlichten van lijden. Dient vervangen.
Nou de reis weer, maar vrees niet, meer pech volgt. We waren in Coniston, verleden keer. De alkooflekkage kwam daar aan het licht. Uitgebreid rondbellen, op zoek naar een garage, leverde weinig op; het afgelopen weekend was een lang weekend (Boxing Day, noemen ze dat hier om een of andere reden; maandag vrij) en de belangstelling voor een noodreparatie in het toch al zo dichtbevolkte zuiden van het Lake District was niet echt overtuigend.
Vandaar dat we uiteindelijk op een obscuur plekje, op de hoek van een failliete kroeg en een tegenovergelegen buurthuis/ kerkje in Millom (waar? Millom!) stonden te wachten op de mobiele reparateur van 3 alinea’s geleden. Het program had hierdoor wel schade opgelopen, dus enige aanpassing was noodzakelijk. Nadat we ons van Millom-Buiten naar Downtown Millom hadden verplaatst om daar boodschappen te doen zijn we verder getrokken naar het hart van het district van de meren. Een prachtige tocht langs de kust van de Ierse Zee naar het noorden, al snel het binnenland in leidend en na getankt te hebben in Muncaster (waar? Muncaster!) zij we in Gosforth (waar? Gosforth!) rechtsaf geslagen de échte bergen in (nou ja, hoger dan 1500 voet worden ze hier niet).

Enfin, we hebben wild gekampeerd aan één van de vele meren die hier te vinden zijn. Met op de achtergrond Scaffel Pike, de hoogste berg van Engeland, en achter ons een Brit met een aggregaat, die tot een uur of acht stond te laden. Very unsophisticated, my dear.
De volgende ochtend zijn we naar de Honister Slate Mine gereden, de enige nog actieve leisteen-mijn in het Verenigd Koninkrijk. En dan nog overleeft het ding alleen maar door de centen die de toeristen – wij dus -  meebrengen voor bezichtigingen en pervers dure souvenirs. Het is, dat moet gezegd, wel mooi leisteen. Smaragdgroen en houdt 400 jaar, of je het nou op je dak spijkert (met werveluitsteeksels van schapen, heb ik geleerd) of als aanrechtblad (erg mooi, eerlijk is eerlijk).

De tour door de mijn leverde een aantal mooie plaatjes op – zie daar. Einde rondleiding? Okee. Hup in de Rimor en op naar Keswick, alwaar een fraaie camping en maar liefst twéé nachten op rij verbleven. Kutweer, winkelen, creditcard – slechte combinatie van factoren. Niet te lang op ingaan; verder dus. Emma heel mooie tweedjurk gekocht.
Vandaag op weg naar Hartsop, korte stop bij de Castlerigg Stone Circle. Fraai gelegen tussen de heuvels, altijd weer fascinerend, een 4500 jaar oude – de nodige hernia’s op zijn geweten hebbende – magische cirkel van loeiers van stenen, om onbekende redenen, met onbekende middelen boven op een berg geplant. Gepicknickt. Nee, niet in de cirkel, netjes een eindje verderop.
Dus door naar Hartsop. Langs Lake Uilswater, het mooiste (klopt) en lastigst bereikbare (klopt ook) meer van allemaal. De route tussen Windermere en Keswick, een naar omstandigheden comfortabele zéker 2 meter brede weg, is dit voorjaar weggespoeld. Daarom moeten toeristen als wij gebruik maken van écht smalle, kronkelige en steile weggetjes. Ik vind dat evenwel niet erg.
Het wordt evenwel minder als je met je vrachtbak op een anderhalfsbaans weg rijdt, bergaf in dit geval, en er plots zeer onplezante geluiden hoorbaar worden. Met het oplopen van de inspanning die de auto moest leveren nam de factor verontrustendheid qua geluid toe. Kut. Motor. Of toch de bak? Hoe dan ook – hoe nu verder? Moeizaam  - want geen gelegenheid - gestopt, geluisterd – lijkt toch niks? Verder. Geluid alleen maar erger. Fokfokfok. Sleepdienst, repatriëring, eerdere boot, extra kosten, hotel regelen, middle of nowhere, K@tK@tK@t. Plekje zoeken om weer te stoppen, moeilijk, verkeer achter je, stress, gedoe. Zegt één van de kinderen: ik hoorde een tijdje terug een sissend geluid, kan dat wat zijn? FAKKARDEFAKKERDEFAK. Blijkt het gewoon een lekke band.
Wat me weer kennis heeft doen maken met Ian. Nadat ik de instant repair kit, in de vorm van een robuuste spuitbus, los had gelaten op het betreffende weigerrubber – met opzienbarend resultaat – konden we de resterende 12 kilometer naar de geplande camping voltooien. Op halve kracht weliswaar maar mooi dat we er waren. Met een inmiddels weer leeglopende band.

Aan de balie van deze camping, ik lieg niet, staat een hooguit 23-jarige bebaarde langharige met een lange, verschoten paarse Prince-jas uit de jaren ’80 te doen alsof hij Doctor Who is. Later heb ik zijn vriendin ontmoet – een mollige (zeer) jongedame met een moeilijk verstaanbaar accent, ik vermoed Manchester. Dat weet ik omdat zij sprak tegen hun ongeveer 5 maanden oude, erg charmante spruit, geslacht totnutoe onbepaald.
Met mijn lekke band – en vooral met mijn 5 rotsvaste wielmoeren-  moest ik het van deze reparatieservice dan ook niet hebben. Ik vroeg dan ook, moedeloos, om de lokale monteur dan wel de ANWB. Beardy Prince klom in de telefoon, voerde een kort gesprek en sprak de onsterfelijke woorden: “Ian is coming”. Hij keek me hierbij aan met een blik die duidelijk er van uit ging dat ik daarmee tevreden moest zijn . Meer was er niet. Ian komt, dus alles komt goed.
Mijn nieuwsgierigheid, zoals u begrijpt, was gewekt.

Een kwartiertje later komt er – natuurlijk – een oude, jagersgroene Landrover aanrijden waaruit een energiek jong manspersoon springt. Met een voor zijn leeftijd grote overmaat aan zelfvertrouwen en een nauwelijks hoorbare aardappel in zijn keel – Eton, schat ik, niet ordinair naar Cambridge of Oxford geweest. Engelse landadel van het edelste soort. Ian dus. Ik werd binnen een halve minuut “chap” genoemd en het varkentje zou wel even gewassen. Na wat gereedschap te hebben gehaald aan de slag, samen het wiel verwisseld, een vruchtbare en effectieve coöperatie. Uitgebreid babbelend. De camping was van Ian – nou ja van de familie – en overigens, alles wat ik zag om me heen – een wijds gebaar naar de omliggende bergen – was van de familie. Zijn baan was het beheer van de camping. Nou ja, voor het dagelijkse baliewerk heeft hij natuurlijk Doctor Who / Prince, en poetsen van de toiletten, dat valt volgens mij evenmin onder zijn taakfunctie-omschrijving; ik vermoed dat mrs. Manchester hier verantwoordelijkheid voor draagt.

In de winter is het niet zo druk, vertelde Ian.  We stonden vrijwel alleen op de camping, nu begin mei, dus in het voorjaar is het mijns inziens evenmin afzien – maar dat terzijde. In de winter kon hij dus wel even weg om te skiën, meestal in de Alpen, daar had de familie nog een lodge. Klusje inmiddels geklaard. Of Ian een goede whisky bliefde? Ik heb nog nooit iemand zó lang zien nadenken. Uiteindelijk maar niet, on duty en zo, dus er van tussen in de Landrover. Mij ietwat jaloers achterlatend. Zwáár leven, die man.